Op tafel walmt de zuurkoolstamppot. Op televisie klinkt het journaal. Buiten waait de wind guur door de kale bomen. Het is eind oktober. Binnen, in huize Deporteur, is het behaaglijk. “Hoe was het op school vandaag?”
In de klas van dochterlief, het jongste kind, was vandaag een kind ziek. “Dat gaat wel weer over,” zegt mama, en “beter dat ze thuisblijft, anders besmet ze jullie allemaal.”
Gelukkig. Dat kind is vanmorgen niet afgevoerd naar Kamp Zeist. Daar zegt mama maar even niks over, over die vijf kinderen die ze door het zetten van haar handtekening met hun ouders naar de gezinsgevangenis heeft laten afvoeren vandaag. Ze moeten naar Afghanistan en willen niet, dus tja… Mama vertelde het papa een paar maanden geleden nog tijdens de thee op zondag: “We hebben die bevoegdheid tegenwoordig,” en “ik ben nu gepromoveerd tot uitvoerder bewaring”. Allemaal woorden die kinderen toch niet begrijpen, maar volwassenen wel. ‘Uitvoerder’. ‘Bewaring’. Alsof je iets veilig opbergt. Waardepapieren of geld.