Categorie archief: Divers
Noten 46 t/m 49/Israel raast en tiert!
Reacties uitgeschakeld voor Noten 46 t/m 49/Israel raast en tiert!
Opgeslagen onder Divers
Noten 43 t/m 45/Israel raast en tiert!
Reacties uitgeschakeld voor Noten 43 t/m 45/Israel raast en tiert!
Opgeslagen onder Divers
Noot 42/Israel raast en tiert!
‘His Majesty’s Government view with favour the establishment in Palestine of a national home for the Jewish people, and will use their endeavours to facilitate the achievement of this object, it being clearly understood that nothing shall be done that may prejudice the civil and religious rights of existing non-Jewish communities in Palestine, or the rights and political status enjoyed by Jews in any other country.’
Bovenstaande verklaring werd op 2 november 1917 opgenomen in een brief van Brits buitenlandminister Sir Lord Balfour aan Lord Rothschild, een van de meest prominente leiders van de Joodse gemeenschap in Groot-Brittannië op dat moment. In nogal vage bewoordingen riep Balfour er de steun mee uit van zijn regering voor de oprichting van een nationale thuis voor het Joodse volk in Palestina. Hoewel de verklaring van Balfour een belangrijke gebeurtenis vormt in de geschiedenis van de wereld en het Midden-Oosten, moeten we de impact ervan ook niet overdrijven. De verklaring lag niet aan de basis van het Zionisme en het zou van weinig historisch inzicht getuigen om te beweren dat het document het volledige verloop van de kolonisatie van Palestina heeft bepaald.
Toch is het nuttig om meer dan honderd jaar later even terug te blikken op de historische context waarin de verklaring tot stand kwam. Hoewel de centrale actoren hier en daar veranderd zijn, zijn de politieke en economische krachten die aan de basis lagen van het document ook vandaag nog aan het werk in de regio. Ze bepalen nog altijd in grote mate het uitzicht van het Midden-Oosten en van de situatie in Israël en Palestina in het bijzonder. Bovendien helpt een terugblik op het tijdperk van de verklaring van Balfour ons ook om de veelgehoorde opvatting, dat Israël haar bestaansgrond zou kennen in de gruwelen van de Holocaust, in vraag te stellen. Het is een argument dat de leiders van zowel de jonge staat Israël als van haar bondgenoten graag aanwenden om hun beleid in de regio te verantwoorden.
Imperiale rivaliteit
Verschillende historici hebben de factoren die tot de verklaring van Balfour hebben geleid bestudeerd. Alvast zeker is dat bij de Britse parlementsleden die de verklaring goedkeurden de liefde voor het Joodse volk niet op de eerste plaats kwam. Heel wat christelijke parlementsleden waren doordrongen van het anti-semitisme en het enige joodse lid van het parlement, Edwin Montagu, verzette zich tegen de verklaring omdat hij in het Zionisme geen oplossing zag voor de haat waarmee de joden al honderden jaren werden geconfronteerd. Van groter belang waren de imperiale rivaliteit tussen Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland en de hoop dat de verklaring van Balfour de joden in de Verenigde Staten en Rusland zou mobiliseren voor de geallieerde zaak tijdens WOI.
Aan het einde van de 19e eeuw hadden namelijk een aantal ingrijpende veranderingen plaatsgevonden in de aard en vorm van het imperialisme als gevolg van de enorme groei van de economie (onder invloed van technologische innovaties en industriële expansie), de aanwas van financieel kapitaal en de monopolievorming van grote bedrijven en financiële instellingen. Terwijl koloniale mogendheden in het verleden vooral inzetten op de effectieve verovering en bezetting van buitenlandse gebieden om grondstoffen te kunnen ontginnen, werd dat aan het einde van de 19e eeuw minder aantrekkelijk. De focus kwam steeds meer op het controleren van de gehele markt te liggen. Er was dus een overgang van directe militaire en politieke overheersing naar een imperialisme gekenmerkt door economische dominantie en controle. Deze fase van het imperialisme werd bijgevolg sterk bepaald door een competitie tussen de verschillende grootmachten om de controle over waardevolle grondstoffen, de monopolisering van buitenlandse markten en de beheersing van communicatie- en transportlijnen. Die concurrentiestrijd mondde uit in de Eerste Wereldoorlog en had ook enorme repercussies voor het Midden-Oosten.
De Britten en Zionisten vinden elkaar
De Britse focus op de controle van Palestina was het gevolg van een aantal factoren. Hoewel velen in Palestina geen echt economisch belang zagen, bezat het land toch een significante militaire, politieke en commerciële strategische waarde. Controle over het Suez kanaal was cruciaal om de communicatielijnen naar de rest van het Britse imperium open te houden, om snel troepen over zee richting bijvoorbeeld India te kunnen sturen en ook om tijdens WOI de vrije toevoer van mankrachten en grondstoffen te verzekeren. Moest India in geval van Duitse of Ottomaanse controle over het Suez kanaal geïsoleerd raken van het Britse Rijk dan zou de Britse economie en haar oorlogscapaciteit enorm beschadigd worden. Ten tweede moesten de imperiale ambities van Duitsland, de voornaamste Britse rivaal in de regio, getemperd worden. Tijdens WOI was Duitsland in alliantie getreden met het Ottomaanse Rijk dat op dat moment nog het grootste deel van het Midden-Oosten onder haar controle had. Ten derde moest de toegang tot en de controle over de ontginning en het gebruik van olie uit de regio verzekerd worden. Meer en meer begon die grondstof een centrale rol te spelen in de ontwikkeling van de economie en industrie.
In diezelfde periode was in West-Europa het Zionisme ontstaan in reactie op de pogroms en het anti-semitisme dat in Oost-Europa steeds grotere proporties aannam. Het Zionisme was aanvankelijk een minderheidsstroming binnen de joodse gemeenschap. De leiders van de beweging beseften dan ook dat ze een machtige beschermheer zouden nodig hebben om hun doel te bereiken. Ze benaderden alle imperiale grootmachten op zoek naar steun voor hun project. Toch zagen de Zionisten de Britten als overwinnaar uit WOI komen en tijdens de oorlog werden de banden met het Britse establishment en de overheid verder aangehaald. Het Britse establishment was bovendien sterk doordrongen van christelijke Zionistische sympathieën, zoals ook vandaag nog een aantal Evangelische stromingen in de Verenigde Staten. Sommige politieke functionarissen, zoals Winston Churchill, geloofden echt dat als alle Joden op aarde zouden terugkeren naar ‘Zion’, God op aarde zou weerkeren en de ongelovigen zouden branden in de hel. Ten slotte won het anti-semitisme niet alleen in Oost-Europa aan kracht, maar ook in landen als Amerika, Frankrijk en Groot-Brittannië zelf. In al die landen werden wetten aangenomen die de immigratie van joden sterk bemoeilijkten. Als gevolg van deze historische ontwikkelingen ontstond er dus een gunstige context waarin het idee van de joodse kolonisatie van Palestina goed kon gedijen.
Het is niet zo moeilijk om in te zien dat de imperiale ambities van het Britse rijk eenvoudig te verzoenen waren met de nationale aspiraties van de Zionisten. Om hun strategische belangen in het Midden-Oosten veilig te stellen integreerden de Britten het Zionistisch project in hun beleid t.a.v. het Britse rijk. Onder het mom van de heropbouw van de Joodse natie in ‘thuisland’ Palestina vormde de Zionistische kolonisatie een handig surrogaat voor een nieuwe Britse koloniale onderneming. Twee gebeurtenissen zorgden er namelijk voor dat de oude vormen van expansionisme en kolonisatie politiek gezien niet langer verkoopbaar waren. Zowel in eigen land als op het internationale toneel. Enerzijds kwam onder druk van het ontluikend nationalisme wereldwijd het principe van zelfbeschikking op de voorgrond. Woodrow Wilson formuleerde het bijvoorbeeld in zijn 14-punten plan: National aspirations must be respected; people may now be dominated and governed only by their own consent and sovereignty. Volkeren moesten vanaf nu het recht krijgen om zelf hun toekomst te bepalen. Anderzijds vond in 1917 de Bolsjewistische revolutie plaats in Rusland. Onder leiding van Lenin, die het imperialisme als een centrale dynamiek van het kapitalisme zag, had deze revolutie een sterk anti-imperialistisch karakter. Gezien de erbarmelijke leefomstandigheden tijdens WOI, was er ook in Groot-Brittannië angst voor een communistische revolutie. Het land zou in haar toekomstig koloniaal beleid dus sterk rekening moeten houden met deze twee trends
Imperiale realpolitik
Het imperiale beleid van de Britten in het Midden-Oosten tijdens WOI zat dan ook vol tegenstrijdigheden. Op ongeveer hetzelfde moment (1915-1917) werden aan 3 internationale spelers – de Fransen, de Arabieren (in de gedaante van sharief Hussein) en de Joodse gemeenschap – verschillende beloftes gedaan over de toekomst van de regio. Ten eerste was er de Hussein-McMahon correspondentie waarin de Britten bij monde van Sir McMahon, hoge commissaris in Caïro, aan sharief Hussein van Mekka beloofden dat de Arabieren aan het einde van de oorlog een onafhankelijke Arabische staat konden stichten. In ruil daarvoor moesten ze aan de zijde van de Britten tegen het Ottomaanse Rijk vechten. Op bijna hetzelfde moment waren er onderhandelingen aan de gang tussen Frankrijk en Groot-Brittanië om verdeeldheid tussen de geallieerden te voorkomen. De Sykes-Picot onderhandelingen bepaalden de invloedssferen van beide landen in het Midden-Oosten en verdeelden de regio op in Frans en Brits eigendom. Ten slotte was er de Britse belofte, in de vorm van de verklaring van Balfour, aan de Joodse gemeenschap in 1917 om van Palestina hun thuisland te maken. Al die overeenkomsten en beloftes hadden betrekking op hetzelfde gebied in het Midden-Oosten en konden uiteraard niet met elkaar worden verzoend.
Het mag dus duidelijk zijn dat de Britse houding in het Midden-Oosten aan het begin van de 20e eeuw allerminst werd bepaald door humanitaire overwegingen of de ambitie om de bevolking in de regio te ondersteunen in haar strijd voor sociale rechtvaardigheid en zelfbeschikking. De Britse beloftes aan de Fransen, Arabieren en de joodse gemeenschap maakten onderdeel uit van een realpolitik die er op gericht was om de Britse imperiale belangen veilig te stellen en de positie van het land op het wereldtoneel te verstevigen. Dat is vandaag de dag niet anders, alle westerse uitspraken over democratie, vrijheid en mensenrechten voor het Midden-Oosten ten spijt. Net zoals honderd jaar geleden blijft de regio overgeleverd aan de beslissingen van grootmachten en invloeden van buitenaf. Als we echt iets willen veranderen aan de corruptie, het aanhoudende geweld en de gigantische ongelijkheid in de regio en als we echt een einde willen maken aan het Zionistische kolonisatieproject in Palestina, dan zullen we in de eerste plaats die imperiale mechanismen moeten ontmantelen. Dat kan bijvoorbeeld heel concreet door de BDS-beweging te ondersteunen en druk te zetten op overheden en bedrijven die direct of indirect bertrokken zijn bij mensenrechtenschendingen in de regio.
Reacties uitgeschakeld voor Noot 42/Israel raast en tiert!
Opgeslagen onder Divers
Noot 41/Israel raast en tiert!
De ‘Kwestie Palestina’ verwijst naar de strijd van Palestijnen tegen het zionistische, koloniale project in Palestina, waarbij zionistisch-joodse kolonisten vanaf het eind van de 19e eeuw door middel van kolonisatie stelselmatig toewerken naar het omvormen van Palestina in een Joodse Staat. Deze omvorming betekent in de praktijk dat de autochtone Palestijnse bevolking wordt verdreven, gemarginaliseerd en dat haar samenleving wordt verwoest. Deze omvorming kent steeds weer nieuwe dimensies.
Het voorafgaande geeft aan dat de Kwestie Palestina niet dateert – zoals menigeen denkt – van 1967, het jaar waarin Israel de Westelijke Jordaanoever en de Strook van Gaza bezette, en evenmin van 1948, met de stichting van de Staat Israel en de massale verdrijving van Palestijnen uit Palestina’48 (Israel).
In de Kwestie Palestina rust op Europa een zware verantwoordelijkheid voor het ontstaan en het voortduren ervan. Aanvankelijk gold die verantwoordelijkheid vooral Groot-Brittannië. Dan hebben wij het over de periode van de Eerste Wereldoorlog, toen de machtsverhoudingen in het oostelijke deel van de Arabische Wereld (al-Mashriq) waartoe ook Palestina behoort, grondig zijn gewijzigd.
Tot de Eerste Wereldoorlog maakte de Mashriq deel uit van het Turks-Osmaanse Rijk. In de loop van de 19e eeuw was dit multinationale imperium sterk in verval geraakt. Dat heeft de deur opengezet voor politieke, militaire en economische penetratie door Westerse imperialistische mogendheden. Zo kreeg Groot-Brittannië aan het eind van de 19e eeuw Egypte – en daarmee het strategisch belangrijke Suez Kanaal – in handen. Formeel bleef het gebied evenwel deel uitmaken van het Turks-Osmaanse Rijk. Aanvankelijk was Groot-Brittannië er namelijk niet op uit om dit rijk te ontmantelen, aangezien het fungeerde als een buffer tussen de groeiende Britse belangen in de regio enerzijds, en het in zuidelijke richting expanderende tsaristische Rusland anderzijds.
Behalve over Egypte en het Suez-Kanaal was controle over de aangrenzende Mashriq voor Groot-Brittannië eveneens van groot strategisch belang. Dit bood immers een verbinding over land – tussen de Middellandse Zee en de Perzische Golf – met zijn belangrijkste kolonie, Brits-Indië.
Deze politiek om het Turks-Osmaanse Rijk – zij het verzwakt – in stand te houden, is losgelaten nadat de Turks-Osmaanse sultan zich in de Eerste Wereldoorlog aan de zijde van Duitsland/Oostenrijk-Hongarije schaarde tegenover Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland (in een later stadium gevolgd door de Verenigde Staten). Daarop veroverden Britse en Franse troepen de Mashriq op de Turken. Dat deden zij met steun van Arabische opstandelingen onder leiding van prins Feisal, de zoon van de Sharif van Mekka (Bewaker van de voor moslims Heilige Plaatsen Mekka en Medina), in ruil waarvoor de opstandelingen onafhankelijkheid toegezegd kregen. Maar nog vóór het einde van de Eerste Wereldoorlog, bleken Londen en Parijs op basis van een geheim akkoord het veroverde gebied onder elkaar verdeeld te hebben en werd de toezegging aan de Arabieren over onafhankelijkheid niet nagekomen.
Zo kwamen in 1920 op de restanten van het Arabische deel van het Turks-Osmaanse Rijk een serie nieuwe staatkundige entiteiten – mandaatgebieden ofwel koloniën – tot stand die onder Brits gezag (Irak, Trans-Jordanië en Palestina) en Frans gezag (Syrië en Libanon) vielen.
Tot ontsteltenis van de Arabieren bleken de Britten tevens ingegaan te zijn op de avances van de Zionistische Beweging – die vóór de Eerste Wereldoorlog van de Turks-Osmaanse Sultan en de Duitse Keizer nul op rekest had gekregen – en in te stemmen met ‘de stichting in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk’ (tekst Balfour Declaration van 1917, vernoemd naar de toenmalige Britse minister van Buitenlandse Zaken, Lord Arthur James Balfour). Dat ‘tehuis’ zou volgens de leiders van de Zionistische Beweging als een voorpost van het Westen in de regio en als een waakhond voor Britse belangen in de regio gaan fungeren. Aangezien de Zionistische Beweging in die jaren een aangelegenheid van Oost- en West-Europese joden was, moet dit argument geloofwaardig zijn geweest.
Wat de zionistische leiders echter verzwegen, was dat zij niet zozeer uit waren op ‘de stichting in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk’, maar op het omvormen van Palestina in een Joodse Staat.
Het idee om elders in de wereld een gebied te koloniseren om daar een staat te vestigen, paste geheel in de geest van de tijd. Het waren immers de hoogtijdagen van het Europese imperialisme. Daarbij richtten de plannen van de zionisten zich op Palestina dat ‘een land zonder volk voor een volk zonder land’ zou zijn. Maar Palestina was niet leeg en werd sinds mensenheugenis bewoond (de Romeinen duidden het gebied aan met Palestina; veel later zijn de bewoners Palestijnen genoemd). In hun plannen was er in Palestina voor de Palestijnen echter geen plaats meer (een lange reeks uitspraken van historische leiders van de Zionistische Beweging bevestigt dit). Om de vestiging in Palestina van een staat voor joden door te drukken, hadden de zionisten de steun van de imperialistische grootmachten van de dag nodig: Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk. Uiteindelijk bleek Groot-Brittannië dat het gebied gedurende de Eerste Wereldoorlog in handen had gekregen, bereid die steun te verlenen.
In joodse kring vond het zionisme aanvankelijk weinig weerklank. Door zowel religieuze als liberale en socialistische/communistische joden werd het als een seculiere, respectievelijk politieke dwaling afgewezen. De vervolging van joden in het nazi-Rijk, uitmondend in de Holocaust, en de ontreddering van vele joodse overlevenden na de nederlaag van nazi-Duitsland, hebben de zionisten, die inmiddels een stevige basis in het Britse Mandaatgebied Palestina hadden weten te verwerven, politiek de wind in de zeilen gegeven. De opdeling door de VN in 1948 van Palestina in een Joodse en een ‘Arabische’ Staat is daarvan een direct uitvloeisel geweest.
Voor de Palestijnen betekende de Britse instemming met de plannen van de Zionistische Beweging ten aanzien van Palestina een zware slag. Door in de preambule en in Artikel 2 van het Mandaatprotocol te stellen dat de Britse Mandataris verantwoordelijk zou zijn voor het implementeren van wat eerder in de Balfour Declaration aan de Zionistische Beweging was toegezegd, gaf ook de door Westerse staten (waaronder – op het verslagen Duitsland na – alle West-Europese staten) gedomineerde Volkerenbond zijn zegen aan het zionistische project in Palestina.
In de praktijk betekende de alliantie tussen Londen en de Zionistische Beweging, dat Groot-Brittannië de instroom van zionistische joden uit Oost- en West-Europa in het Mandaatgebied Palestina toestond. Met de financiële middelen van zowel het internationaal opererende Joods Nationaal Fonds als van vermogende zionistische joden in Europa en de Verenigde Staten kon in Palestina van grootgrondbezitters grond aangekocht worden, die vervolgens door joodse kolonisten werd bewerkt. Palestijnse pachters moesten daarbij het veld ruimen.
Maakten joodse kolonisten in 1919 met 66.000 personen al zo’n 10 procent van de bevolking uit – vestiging in Palestina was vanaf eind 19e eeuw in gang gezet – in 1929 was hun aantal ruim verdubbeld tot 156.000 (16 procent). Zeven jaar later was er opnieuw sprake van ruim een verdubbeling tot 370.000 (27 procent). De aankoop van grond hield met deze spectaculaire groei evenwel geen gelijke tred. Al met al zijn in deze periode de fundamenten gelegd voor een parallelle (naast de Palestijnse), exclusief joodse maatschappij, gebaseerd op segregatie.
verzet
Palestijnse leiders, hoofdzakelijk voortgekomen uit de stedelijke elite, die zich van meet af aan ten volle van de ernst van de zaak bewust waren, meenden lang dat zij langs de weg van overreding, in combinatie met druk in de vorm van non-coöperatie in het bestuur, de Britten ertoe konden bewegen hun opstelling ten aanzien van de activiteiten van de zionistische joden te wijzigen. Dat bleek een foute inschatting te zijn. Ook na de eerste bloedige confrontaties in de loop van de jaren twintig tussen zionistische joden en Palestijnen bleef het Britse beleid op hoofdpunten ongewijzigd. Geleidelijk aan groeide onder gewone Palestijnen dan ook het besef dat de Britten een even groot obstakel voor het verwezenlijken van de Arabische/Palestijnse aspiraties vormden als de zionistische joden. Beiden dienden bijgevolg bestreden te worden – en wel gewapenderhand. Op het platteland en in de sloppenwijken van de steden vormden zich guerrillagroepen van voornamelijk landloze boeren.
In een poging de zaak politiek te forceren is op 20 april 1936 door het Palestijnse leiderschap een algemene staking voor onbeperkte duur afgekondigd. Daaraan is breed gehoor gegeven. Uiteindelijk duurde de staking 176 dagen. Ook het gewapend verzet, dat zich inmiddels zowel tegen de joodse kolonisten als tegen de Britten richtte, nam die jaren in omvang toe.
De Britten hebben alles uit de kast gehaald om de opstand te breken: arrestatie, verbanning, executie en collectieve strafmaatregelen (waaronder het opblazen van woonhuizen). Ook werden doodseskaders ingezet – de zogeheten Special Night Squads – die leidinggevende Palestijnse nationalisten liquideerden. Zionistisch-joodse strijders vochten aan de zijde van de Britten mee.
In de loop van de opstand die tot 1939 zou duren – balans rond 5000 Palestijnse doden (van wie 108 geëxecuteerd), 262 Britten en 300 joodse kolonisten – zag Londen zich genoodzaakt extra troepen naar Palestina te sturen. Dat kwam slecht uit want de dreiging van een oorlog met nazi-Duitsland hing toen al in de lucht. In een poging het Palestijnse front enigszins te kalmeren, kondigden de Britten in 1939 aan de immigratie van joden drastisch aan banden te leggen en binnen tien jaar de vorming van de staat Palestina te realiseren. Daarin zou de macht tussen de Palestijnen en de zionistische joden verdeeld worden, overeenkomstig hun aandeel in de bevolking.
Dat leverde de Britten de woede en de vijandschap van zionistische joden op. Nadat de dreiging van nazi-Duitsland in het Midden-Oosten was afgewend, vielen joodse strijdgroepen ook Britse doelen aan. Zo kwamen de Britten tussen twee vuren te zitten. Twee jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog wierp Londen de handdoek in de ring en droeg Palestina over aan de nog maar pas gevormde Verenigde Naties.
VN-Verdelingsplan
De Verenigde Naties – waarbinnen Europese grootmachten als permanente leden van de Veiligheidsraad van meet af aan een centrale rol speelden – presenteerden in november 1947 een verdelingsplan, op basis waarvan het mandaatgebied Palestina zou worden opgedeeld in een te vormen Joodse en een ‘Arabische’ Staat. Hoewel de joodse kolonisten intussen in aantal sterk waren toegenomen (tot 650.000 personen) – versterkt met ontheemde overlevenden van de Holocaust die, mede omdat westerse staten hun grenzen voor hen gesloten hielden, in de richting van Palestina werden gedirigeerd – maakten zij in die dagen niet meer dan een derde van de totale bevolking uit. Toch kregen zij in het kader van het verdelingsplan 54 procent van het grondgebied van Palestina toegewezen (waarvan zij in de achterliggende zeventig jaar slechts 7 procent door aankoop in handen hadden weten te krijgen).
De Palestijnen weigerden van meet af aan met een verdeling van hun land in te stemmen. De meerderheid van de zionistische joden ging echter wel akkoord, omdat zij daarin een verwezenlijking van op zijn minst een deel van hun agenda zagen. Dat leverde een bitter geschil op tussen voor- en tegenstanders. Laatstgenoemden worden aangeduid met revisionistische zionisten (of kortweg revisionisten). Zij maakten niet alleen aanspraak op het gehele grondgebied van Palestina, maar ook op dat van (Trans-) Jordanië, dat in de Brits/Franse plannen aanvankelijk eveneens deel uitmaakte van het te vormen Mandaatgebied Palestina.
Op 29 november 1947 is door de Algemene Vergadering van de VN bij meerderheid het zogeheten Verdelingsplan (Resolutie 181) aangenomen met 33 stemmen vóór, 13 tegen en 10 onthoudingen (1 lidstaat was bij de stemming afwezig). Van de Europese lidstaten stemden België, Denemarken, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Polen en Zweden vóór; Griekenland stemde tegen; Groot-Brittannië onthield zich van stemming uit vrees voor problemen met moslim-onderdanen in Brits-Indië en elders. Het verslagen Duitsland en Italië waren nog niet in de VN opgenomen. Ook de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie hadden vóór het Verdelingsplan gestemd.
Reacties uitgeschakeld voor Noot 41/Israel raast en tiert!
Opgeslagen onder Divers
Noten 36 t/m 40/Israel raast en tiert!
[36]
Long before the controversial Balfour Declaration set in motion the colonisation of Palestine at the behest of the British Empire, one of the leading founders of Zionism, Theodor Herzl, appealed to the Ottoman state for a Jewish country.
Palestine and its people were a constituent part of the Ottoman lands linking the Sublime Port in Istanbul to the wider domains, encompassing Islam’s three holiest sites of Mecca, Medina and Jerusalem.
Ottoman Sultans were also the caliphs of Islam from which they derived their authority by holding in their possession the holiest places of the Muslim world. But the Ottoman state also had a more worldly problem – debt, and lots of it.
In 1896, Herzl sensed a real-estate opportunity and came to Istanbul with a deal he thought the Ottoman Sultan Abdul Hamid II couldn’t turn down.
The Ottoman state was creaking under an accumulated debt burden which by the late 19th century stood at a present-day value of $11.6 billion.
The debt was controlled through a vehicle called the Ottoman Public Debt Administration, which represented European powers such as the British, French, Germans, Austrians, Italians and the Dutch. This gave European colonial powers a level of control inside the Ottoman state that would ultimately prove to be its undoing.
Cash for land
According to one historical account, Herzl offered to pay £20 million, which is around $2.2 billion in today’s currency, to the Ottoman Sultan to issue a charter for Jews to colonise Palestine.
That kind of money would have shaved around 20 percent of the Ottomans’ debt burden. It’s reported that Herzel exclaimed that “without the help of the Zionists, the Turkish economy would not stand a chance of recovery.”
Herzl’s interlocutors with the Ottoman Sultan at the time, Philip de Newlinski and Arminius Vambery, were sceptical that Jerusalem as the third holiest place in Islam would simply be sold, no matter how precarious Ottoman finances were.
They were right. Sultan Abdul Hamid II refused the offer outright in 1896, telling Newlinski, “if Mr Herzl is as much your friend as you are mine, then advise him not to take another step in this matter. I cannot sell even a foot of land, for it does not belong to me but to my people. My people have won this Empire by fighting for it with their blood and have fertilised it with their blood. We will again cover it with our blood before we allow it to be wrested away from us.”
The Sultan’s words were prophetic. Yet while the conflict is sometimes portrayed as an ancient one going back more than 1000 years, its roots are distinctly in the late 19th century.
The idea of Zionism was underpinned by the notion that Jews could be transferred from Europe to Palestine as a means of ridding what Europe called its ‘Jewish problem’.
Many non-Jews and even anti-Semites supported the idea of European Jews being relocated to the Middle East, which would have entailed the disposition of native Palestinians from their homes. Some Jews like Herzl, although not all, bought into this idea which imbued the Zionist idea from its inception as a colonial project.
The historian Louis Fishman in his book ‘Jews and Palestinians in the Late Ottoman Era’, made the case that the “colonial Jewish project developed within an Ottoman context.”
But Jewish migrations to Palestine also developed against a backdrop of rabid European led anti-Semitism, which Herzl and his Zionist contemporaries realised would never abate – and he was right.
Ottoman Jews vs European Jews
By the turn of the of the 19th century, as ideas of Zionism were spreading amongst some Ottoman Jews, distinct and important differences emerged with their European Zionist counterparts.
In the book “Late Ottoman Palestine: The Period of Young Turk Rule”, the historians Eyal Geno and Yuval Ben-Bassat noted that for Ottoman Jews, “Zionism was a cultural form of nationalism, an emerging identity which did not clash with their loyalty to the Ottoman state and which did not require moving to the far-off lands of Ottoman Palestine.”
European Jewish Zionists emerged from the context of European global colonisation. If European settlers could ethnically cleanse the indigenous peoples in America or Australia and create a new state on the supremacy of one race, why not European Jews?
Ottoman Jews, on the other hand, had been welcomed into the Ottoman domains by Sultan Bayezid II. The Ottoman state sent ships to help Jews flee from the Spanish Inquisition in 1492.
For many Ottoman Jews, being part of the Ottoman state had allowed them to rise to positions of prominence, and over the centuries, their day to day life would have been free of the pogroms European Jews had to endure.
The Jewish people in the Ottoman state
When Herzl finally met Sultan Abdul Hamid II face to face in 1901, he suggested that Jewish financiers could set up a company in Istanbul and, over time, purchase Ottoman debt from European powers.
In return, some lands in Palestine could be given autonomy and become a destination for Jewish migration. Herzl’s idea was a compromise on independence, however, while Abdul Hamid II was keen on the idea of consolidating foreign debts within the Empire, he maintained that it was a separate deal that would not be linked to the Jewish colonisation of Palestine.
European Jewish migration to Palestine, a trickle at the time, was nonetheless causing tensions with the indigenous Palestinian inhabitants.
The Ottomans, however, struggling to keep its domains in the Balkans and faced with an internal political upheaval as a result of a constitutional crisis, often found itself putting out fires that threatened to overwhelm the Empire.
Yet even against this backdrop, when the question of Jewish migration surfaced in the Ottoman parliament, the Ottoman Jewish parliamentarian Nissim Matzliah made clear that “if Zionism is indeed harmful to the State, then without question my loyalty lies with the State.”
However, the Ottoman state increasingly viewed European Zionism and its ambitions on its domains as part of another colonial attempt to carve up its lands.
In a detailed report to Istanbul, the Ottoman Ambassador to Berlin, Ahmet Tewfik Pasha, wrote, “we must have no illusions about Zionism” the aim he added was nothing short of “formation of a great Jewish State in Palestine, which would also spread towards the neighbouring countries.”
In his memoirs, Sultan Abdul Hamid II remarked that Herzl had attempted to deceive the state about their ultimate intentions over the land. Ottoman suspicions were later confirmed as Herzl, realising that appealing to Istanbul would not get results, ended up allying with the British – and the rest is history.
END
Reacties uitgeschakeld voor Noten 36 t/m 40/Israel raast en tiert!
Opgeslagen onder Divers
Noot 35/Israel raast en tiert!
Racisme is een groep om raciale redenen discriminerend behandelen of daarover vernederende uitspraken doen.
Discriminatie is in Nederland wettelijk verboden, al zijn de maatregelen daartegen niet altijd even effectief. Racisme is geen juridische term en staat daarom niet in de Nederlandse wet. Maar in het dagelijks taalgebruik wordt met racisme hetzelfde bedoeld als ‘discriminatie op grond van ras’, wat wettelijk verboden is.
Kolonialisme, antisemitisme en apartheid
In de 19e eeuw ontstond het idee van het ‘blanke superieure ras’ dat door vermenging met andere rassen ten onder dreigde te gaan. Deze theorie werd vaak gebruikt als rechtvaardiging voor het kolonialisme: de Europeanen zouden het morele recht hebben om landen met een niet-Europese bevolking te overheersen.
Het antisemitisme vermengde religieuze, culturele en raciale elementen. De nazi’s beschouwden de Joden als een inferieur ras met specifieke uiterlijke kenmerken.
Na 1945 ontstonden sterke antiracistische tendensen. Het idee van raciale superioriteit werd veroordeeld als racisme en het besef drong door dat vrijwel ieder mens genen van diverse ‘rassen’ heeft.
In Zuid-Afrika was de situatie anders: van 1948 tot 1990 voerde de blanke minderheid een apartheidsbewind. Apartheid, het officiële systeem van rassensegregatie, wordt inmiddels beschouwd als een misdaad tegen de menselijkheid. Het woord is in de meeste andere talen overgenomen en is nu een synoniem voor elke vorm van rassenscheiding.
In 1965 namen de Verenigde Naties het Verdrag tegen rassendiscriminatie aan. De lidstaten moeten elke twee jaar rapporteren en werken samen in een comité tot uitbanning van rassendiscriminatie. Het verdrag bevat een procedure voor statenklachten en individuele klachten.
De eerste individuele klacht, in 1993, kwam uit Nederland. Het comité oordeelde dat een Marokkaanse man, L.K., door de Utrechtse politie onvoldoende tegen racistisch geweld was beschermd en dat de Nederlandse overheid nalatig was geweest in het vervolgen van de schuldigen.
Op grond van het VN-verdrag zijn nationale overheden verplicht rassendiscriminatie tegen te gaan. Een voorbeeld is de bepaling van de Nederlandse rechter dat het onrechtmatig was verkiezingspamfletten te verspreiden met een discriminerende en beledigende inhoud voor buitenlanders.
Conferentie over racisme
De UNESCO organiseerde de World Conference Against Racism in 1978, 1983, 2001, 2009 en 2021. Op de conferentie in 2001 beschuldigden Arabische staten Israël van ‘racistische praktijken’ en stelden ze het zionisme gelijk aan racisme. Dit leidde tot een botsing met de Verenigde Staten, Canada en de Europese Unie en de conferenties van 2009 en 2021 werd vervolgens door een groot aantal, vooral westerse landen, geboycot.
Maatschappelijke aandacht
De maatschappelijke aandacht voor discriminatie en racisme is de laatste jaren gegroeid. Zo vinden tegenstanders van Zwarte Piet dat de figuur stereotyperende en racistische eigenschappen heeft. De bestuursrechter van de Amsterdamse rechtbank oordeelde in juli 2014 dat het uiterlijk en gedrag van Zwarte Piet tot het beeld leidde dat zwarte mensen ondergeschikt en dom zijn.
In 2020 zijn er de Black Lives Matter-demonstraties geweest en ook was er veel aandacht voor het slavernijverleden. In 2022 heeft de Nederlandse regering hier excuses voor gemaakt en eerder ook al voor de koloniale oorlogsmisdaden. Discriminatie en racisme speelde ook bij de toeslagenaffaire, waarbij Nederlanders met een dubbele nationaliteit bij de aanvraag van kinderopvangtoeslag een strengere controle kregen dan andere Nederlanders.
De regering erkende dat er in Nederland een doorwerking bestaat van het slavernijverleden in de vorm van institutioneel racisme. Institutioneel racisme of staatsracisme sluit bevolkingsgroepen uit, en marginaliseert en discrimineert hen door formele of informele regels vanuit instituties.
Maatregelen tegen discriminatie en racisme
In 1985 is het Landelijk Bureau Racismebestrijding opgericht, het latere Artikel 1, dat gefinancierd werd door de Rijksoverheid. In 2002 is het Nationaal Platform voor overleg en samenwerking tegen Racisme en Discriminatie opgericht. Rita Verdonk, minister van Vreemdelingenzaken en Integratie tussen 2003 en 2006, hief het platform op Het Platform.
Recent is er vanuit de overheid weer meer aandacht voor discriminatie en racisme. Het kabinet stimuleert slachtoffers bijvoorbeeld om er melding te maken. In 2021 is er een Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) ingesteld. De NCDR werkt samen met de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme.
Het College voor de Rechten van de Mens ziet toe op de naleving van de mensenrechten in Nederland. Iedereen die zich gediscrimineerd voelt kan hier een klacht indienen. Zie ook de website Discriminatie.nl over discriminatie in Nederland.
Er bestaat ook een netwerk van Europese organisaties tegen racisme: The European Network Against Racism (ENAR). Het Bureau van de Europese Unie voor Grondrechten (FRA), gevestigd in Wenen, bevordert en beschermt de mensenrechten in de Europese Unie.
Jewish Palestine solidarity activist Stanley Heller’s dynamite short book documents Zionism’s betrayal of Jewish morality exposing as it does initial shameful deals with Nazi Germany up to current relations with anti-Semites and neofascists in Trump’s America.
“Zionist Betrayal of Jews: From Herzl to Netanyahu” is especially timely coming out as it did on the eve of Netanyahu’s indictment for fraud and corruption. As Heller shows convincingly, despite its self-promotion, Israel is not the moral legatee of the victims of the Holocaust, much less of the prophets of the Hebrew people. The history of Zionism is a sordid one. By stripping it of its moral authority it will help all of us fighting for the human rights of Palestinians against Zionism‘s ongoing genocide.
Israel is the product of a colonial settler ideology that has its roots in the racist imperialist practices of the European powers in the 19th century. Theodore Herzl, the founder of Zionism, was a great admirer of Cecil Rhodes, the British colonizer of Africa. After the horrific 1903 Kishinev pogrom Herzl had the gall to meet with its instigator, Russian Interior Minister Vyacheslav von Plehve. They came to an understanding. Von Plehve wanted to get rid of Jews and Herzl wanted the Jews to go to Palestine. This set a pattern and practice valid to this very day.
The book points out that many western Jews including the banker Jacob Schiff were seeking to sanction and punish Czarist Russia for its treatment of Jews.
The Czar never relented and the outrages against Jews continued, but Schiff never backed down. He started the American Jewish Committee and, even though more and more Russian Jews were killed, Schiff didn’t call off the boycott. As [author Edwin] Black puts it “the Committee held that the anti-Semitic outrages of one regime could spread infectiously if not quarantined.”
Heller writes about members of the Zionist movement who undercut Jewish resistance to the Nazis as early as 1933. At the time there were large mobilizations against Nazism in the United States. The World Zionist Organization sabotaged world Jewry’s promising and nearly successful attempt to boycott and severely damage the Nazi economy. These Zionists made a deal with the Nazi regime whereby the Zionists purchased goods from Germany and sold them in Palestine in return for Germany allowing their Jews to meet capital requirements to enter British Palestine. Heller quotes pro-Zionist writer Edwin Black as writing the effect was to “pierce a stake through the heart of the Jewish-led anti-Nazi boycott.”
He writes about Israeli historian Tom Segev’s conclusion that the Zionist leadership in Palestine was “less than compassionate” in its attempts to assist Jews in Europe during the Holocaust and of Holocaust survivor Elie Wiesel’s broken-hearted feelings upon learning about this. Heller includes some quotes from David Ben-Gurion, the first prime minister of Israel, that are truly shocking. For instance, Ben-Gurion told a meeting of “left“ Zionists in 1938 in England: “If I knew that it would be possible to save all the children in Germany by bringing them over to England and only half of them by transporting them to Eretz Israel, then I would opt for the second alternative.”
At the same time, Heller is emphatic that the claims that Zionists aided Nazi extermination efforts are antisemitic:
There is an idiotic and Jewish-hating claim that goes round in modern neo-Nazi circles that the Zionists or “the Jews” actively participated in the Holocaust, actually killing Jews so that the world would be manipulated into creating Israel. This moronic nonsense is utterly false. Even the most stupid Zionists (the Stern Gang) took no part in any such “plot”.
In the 1980’s the American Jewish Commission on the Holocaust, made up of the leaders of the Jewish community, rejected the draft of an analysis written by its staff, because they thought it was too critical of the Jewish leadership. The New York Times reported in January 1983 that “In retrospect, one incontrovertible fact stands out above all others: in the face of Hitler’s total war against the Jews of Europe, The Jewish leadership in America at no stage decided to proclaim total mobilization for rescue.“ It said that the Zionist “exclusive concentration on Palestine as a solution” made them unable to work for any other alternative.
After the war and the establishment of Israel in 1948 its leaders developed good relations with rightist governments across the globe, even selling arms to the dictatorships in Bolivia, Paraguay and Argentina, which had a particularly vicious anti-Semitic dictatorship in the 1970s.
In 2019 Israel’s relation to right wing nationalist racist dictators has not changed. Netanyahu is particularly close with the Hungarian president Victor Orban, who calls himself an “illiberal“. Orban glorifies Admiral Miklos Horthy, the Hungarian head of state in the 1940s, who was responsible for thousands of Jewish deaths. Trump has opened the door to all kinds of hatred. He hired Steve Bannon as his campaign manager and subsequent presidential adviser. Bannon had transformed the Breitbart network into a platform for racism and was “masterful at publishing articles filled with coded anti-Semitism.“ Trump also hired Sebastian Gorka as his counterterrorism advisor. Gorka wore a pro- Nazi medal to Trump’s inauguration. Weeks later the Zionist Organization of America honored Bannon at its annual gala.
Heller shows that Trump and some rightwing Israelis fostered the antisemitic portrayal of George Soros as a controlling mastermind.
The Soros-monster theme soon spread to Italy, Poland, to the Trump campaign (his closing ad in his 2016 presidential race featured Soros and other Jewish enemies) and worldwide. Netanyahu hates Soros for being a liberal, but Orban knew how to make the hate more effective. He used dog whistles to remind Hungarians that Soros was a Jew. In [a] Buzzfield article Hannes Grassegger… writes, “If you search today for Soros, you will immediately find images of his head with octopus tentacles, another classic anti-Semitic motif. Even Netanyahu’s son Yair posted an anti-Semitic meme in 2017 showing Soros and reptilians controlling the world.
This hasn’t bothered Netanyahu one bit.
Netanyahu also has done little to deplore the growth of white nationalist antisemitism in the United States, or Trump’s encouragement of it:
Netanyahu was mostly silent about Charlottesville and Trump’s statements. Netanyahu didn’t make a speech about the incident. He issued one tweet, “Outraged by expressions of anti-Semitism, neo-Nazism and racism. Everyone should oppose this hatred.” He said nothing about Trump’s “very fine people” statement. His caution was noted by the Israeli press and the New York Times.
In 2018 when Trump moved the US Embassy from Tel Aviv to Jerusalem, as Netanyahu and his right wing Likud party wanted, the benediction at the dedication was given by Reverend John Hagee, a “Christian Zionist.” Hagee believes that when the “End Times” comes the Jews will all be gathered in Israel and Jesus will return to the earth. The Jews would then either convert to Christianity or go to hell. Heller observed that “ Whatever consequence Christian Zionists and their alliance with the Republican Party may have for American Jews is evidently not Netanyahu’s problem.” Netanyahu defends Trump, sacrificing larger Jewish interests to the Israeli government.
But things are changing in America. In the last 10 years the Jewish community has begun to realize this saying that the Zionists don’t speak for us.
Stanley Heller concludes with this thought: “Zionism has been a modern False Messiah. It has betrayed world Jewry again and again. It created a gilded ghetto that says that salvation is joining an alliance with imperial overlords and brutish anti-Semitic forces all over the world. In fighting anti-Semitism, the alternative to Zionism is to join anti-racist groups that embrace the world’s best and most universal values. For Jews a place to start is with Jewish Voice for Peace, IfNotNow, The International Jewish Anti-Zionist Network, and other proud Jewish anti-racist organizations.”
END
Reacties uitgeschakeld voor Noot 35/Israel raast en tiert!
Opgeslagen onder Divers
Noot 34/Israel raast en tiert!
Joodse organisaties die kritisch zijn op Israël, zoals Erev Rav, noemen zichzelf ‘antizionistisch’. Hamas noemt Israël de ‘zionistische entiteit’, en vele Europese regeringen stellen antizionisme gelijk aan antisemitisme, terwijl een VN-resolutie uit 1975 zionisme juist definieert als een vorm van racisme. Wat houdt zionisme precies in? En hoe heeft het zich historisch ontwikkeld?
Wanneer ontstond het zionisme?
Het zionisme is een politieke beweging die eind 19e eeuw opkwam in Oost-Europa. De grondlegger van het zionisme is Theodor Herzl (1860-1904), een Joodse Oostenrijkse journalist die het eerste zionistische congres organiseerde in Bazel in 1897. Een jaar eerder was zijn pamflet De Joodse staat verschenen, over de noodzaak voor een Joodse staat als antwoord op het antisemitisme waar Joden in Europa al eeuwen mee werden geconfronteerd. Op het congres in Bazel werd zionisme geformuleerd als ‘het streven naar een tehuis1 voor het Joodse volk in Palestina’, dat op dat moment een provincie van het Osmaanse rijk was.
Herzl opperde behalve Palestina ook Argentinië als locatie voor de nieuwe staat, maar velen voelden het meest voor Palestina, dat als historisch thuisland werd gezien. Het woord ‘zionisme’ komt van Zion, de naam van een heuvel vlak buiten het oude Jeruzalem, en werd op het congres geopperd door de Weense filosoof Nathan Birnbaum (1864-1937). Birnbaum zelf zou trouwens niet heel lang zionist blijven; kort na ‘Bazel’ maakte hij zich hard voor een duurzaam Joods leven in de diaspora.
Vader van het zionisme Theodor Herzl geloofde dat er geen toekomst voor Joden was in Europa
Als beweging was het zionisme op dat moment niet uniek: in deze periode ontstonden in Oost-Europa veel nationalistische bewegingen van mensen die een eigen staat wilden oprichten voor hun eigen etnische groep, met een gedeelde taal, territorium en cultuur. Het zionisme verschilde vooral van de rest doordat het die staat búiten Europa wilde oprichten. Volgens zionisten was het voor Joden namelijk te gevaarlijk om in Europa te blijven: ze werden er beschimpt en als zondebok gezien voor sociale problemen als migratie en economische ongelijkheid.
In het oosten van Europa raasden pogroms door Joodse wijken; invallen door de plaatselijke bevolking waarbij vele Joden omkwamen. Overlevenden sloegen vaak op de vlucht. In het westen genoten Joden op papier dezelfde rechten als christelijke landgenoten, maar ook daar heerste wantrouwen en antisemitisme. Dat kwam tot een kookpunt in 1894, toen in Frankrijk de Joodse legerofficier Dreyfus onterecht beschuldigd werd van spionage voor Duitsland. Voor Herzl, die als journalist verslag deed van het proces, was het de aanleiding De Joodse staat te schrijven, waarin hij concludeerde dat er geen toekomst voor Joden was in Europa.
Nergens thuis
“Het zionisme probeert antisemitisme op te lossen door Europese Joden te verplaatsen naar het Midden-Oosten”, vertelt Sai Englert, universitair docent Midden-Oostenstudies aan de Universiteit Leiden. “Zionisme was een poging om een oplossing te vinden op modern antisemitisme zonder zijn oorsprong in Europees racisme in vraag te stellen.” Dit ‘moderne antisemitisme’ kwam voort uit rasdenken, dat Joden als wezenlijk andere mensen afschilderde dan andere Europeanen. Zelfs al bekeerde je je tot het christendom, je zou altijd Joods bloed hebben.
Joden waren als het ware de ‘onassimileerbare Ander’ van de natiestaat: nergens thuis, overal te gast. Of zoals de Russisch-Poolse zionist Leon Pinsker (1821-1891) het verwoordde in zijn pamflet Auto-emancipatie (
Christelijk zionisme
Anders dan veel mensen nu denken, was het zionisme van oudsher niet uitsluitend een Joodse beweging. Tot aan het einde van de Tweede Wereldoorlog kon het zelfs op weinig Joodse steun rekenen. Englert: “Vanaf het begin was zionisme ook een idee van Europese protestanten. In het Verenigd Koninkrijk was het idee van een Joodse staat in Palestina populair als enerzijds de vervulling van Bijbelse voorspellingen, en anderzijds als een manier om de Joodse bevolking uit Europa te krijgen.” Sommige christenen geloofden dat Jezus terug zal keren op aarde als alle joden weer in Palestina wonen. Ook vandaag de dag zijn niet Amerikaanse Joden, maar Amerikaanse christenen de belangrijkste achterban van het zionisme in de VS.
Toch was wijdverbreid antisemitisme in de begindagen evengoed een belangrijke motivatie om het zionisme te steunen. Lord Arthur Balfour (1848-1930), vooral bekend van de Balfour-verklaring (1917) waarin het Verenigd Koninkrijk verklaarde een Joodse staat in Palestina (Een onderdeel van Britse en Franse plannen om het Osmaanse rijk te verzwakken tijdens de Eerste Wereldoorlog) te steunen, was in 1905 premier toen het land zijn eerste anti-immigratiewet aannam, met als doel Joodse vluchtelingen buiten de deur te houden. Zionisme en Europees antisemitisme gingen zo vanaf het begin hand in hand.
De aanhoudende Nakba
Na de Holocaust kwam het oprichten van een Joodse staat in sneltreinvaart. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was twee derde van het Europese jodendom uitgeroeid. Overlevenden wilden vaak niet terugkeren naar hun geboorteland, dat hen in de steek had gelaten of actief de kampen in had gejaagd. Zionisten moedigden deze mensen aan te migreren naar Palestina, om de komst van een Joodse staat te bespoedigen.
Joodse immigratie loopt sindsdien als een rode draad door de geschiedenis. Onder leiding van Israëls eerste premier David Ben-Gurion (1948-1964) kwamen veel Arabische en Europese Joden naar Israël. Het was zijn regering die in 1950 de ‘Wet op Terugkeer’ introduceerde, die Joden en mensen met minstens één Joodse ouder het recht gaf zich te vestigen in Israël met Israëlisch staatsburgerschap.
“Het probleem van het zionistische streven zit in het element ‘in Palestina’”, vertelt de Nederlands-Palestijnse politiek wetenschapper Radi Suudi. “Dat land was niet leeg. Er woonde al een Arabische bevolking die tot eind december 1947, een halfjaar voor de stichting van de staat Israël, nog twee derde van de bevolking in Palestina vormde en 90 procent van de particuliere grond bezat.” Toen Arabische landen het Britse verdelingsplan tussen Israël en Palestina afwezen, brak in 1948 oorlog uit tussen Israël en de omringende landen. Tijdens deze oorlog zuiverden zionistische milities rond de 750 duizend Palestijnen van het gebied dat later Israël zou heten, om een Joodse meerderheid te bereiken in Israël. Deze etnische zuivering heet de Nakba.
Na de Zesdaagse oorlog in 1967, waarin Israël onder andere Jeruzalem, de Westoever en de Gazastrook bezette, versoepelde Israël de wet op terugkeer zodat ook individuen met maar één joodse grootouder, en hun echtgenoten, in aanmerking komen voor Israëlisch staatsburgerschap, Hierdoor konden vooral veel Joodse Russen makkelijker naar Israël emigreren. Voorheen was dat vaak niet mogelijk, doordat ze niet makkelijk konden aantonen dat ze Joods waren.
In de jaren 90 kwamen ook Joodse Ethiopiërs naar Israël, door politieke onrust in eigen land en geheime operaties van het Israëlische leger. Al deze groepen vluchtelingen hadden bij aankomst weinig connectie met de zionistische idealen van de pioniers voor de Tweede Wereldoorlog, maar hun nakomelingen maken ondertussen wel het grootste deel van de bevolking uit. Meer dan 75 jaar later wonen er ongeveer 7 miljoen Palestijnen en evenveel Joden in Israël en de Palestijnse gebieden.
Voor de Palestijnen maakt het intussen natuurlijk weinig uit wie de bezetter precies is. Voor hen komt het zionisme en het beleid van Israël neer op onteigening, verlies en ballingschap. Palestijnse denkers en hun sympathisanten spreken daarom van de ‘aanhoudende Nakba’, om aan te geven dat de etnische zuivering van Palestijnen niet in 1948 begon en eindigde, maar sindsdien gestaag doorzet. Suudi: “Een staat met een Joodse meerderheid handhaven kan dan alleen maar door middel van geweld.”
Kolonialisme
Het zionisme bevatte vanaf het begin ook een koloniaal element. Joden moesten elders een veilig heenkomen zien te vinden, wat betekende dat de oorspronkelijke bevolking van die plek ruim baan moest maken voor Joodse immigratie. Englert: “Vandaag de dag voert men hoog oplopende discussies over of zionisme een vorm van kolonialisme is, terwijl zionisten zelf tot aan de jaren 60 zichzelf met gemak als een koloniale beweging omschreven.” Ook de vroege zionist Ze’ev Jabotinsky (1880-1940) wond geen doekjes om het gewelddadige karakter van het zionisme. Hij schreef in zijn essay De ethiek van de ijzeren muur (1923): ‘[W]e proberen een land te koloniseren tegen de wil van de bevolking, met andere woorden, met geweld.’
Verdedigers van de staat Israël opperen vaak dat het land geen kolonie kan zijn omdat er geen moederland is waar Israël een kolonie van is, zoals Nederland het moederland van Surinaamse en Indonesische kolonisten was. Maar dat is volgens de meeste onderzoekers naar vestigingskolonialisme een misvatting. Er bestaan vele vestigingskolonies waarbij kolonisten geen sterke band meer onderhouden met een moederland. Denk aan de VS, Brazilië, Australië of Zuid-Afrika. Israël verschilt vooral van deze landen in de millennialange historische en religieuze connectie die vele Joodse zionisten voelen met het land.
Volgens Englert is de band tussen zionisme en kolonialisme zonneklaar: “Joodse zionisten hadden het rasdenken uit Europa zozeer geïnternaliseerd dat ze antisemitische ideeën over de vreemde – en inferieure – aard van Joden overnamen. De enige manier om het probleem aan te pakken was Europa te verlaten en Europese belangen in het Midden-Oosten te behartigen.” Of zoals Herzl schreef in zijn pamflet de Joodse staat (1896), door ‘een bruggehoofd van Europa naar Azië’ te vormen.
Beide kanten van dezelfde munt
Doordat Israëli’s zowel dader als slachtoffer van de geschiedenis zijn, raken discussies over het zionisme snel verhit. En doordat de grondaanname van het zionisme is dat Joden alleen veilig zijn als ze een meerderheid vormen in een eigen staat, klinkt elke kritiek op het bestaan van een Joodse staat al snel als een existentiële bedreiging voor Joden. Terwijl het zionisme op zichzelf evengoed een existentiële bedreiging vormt voor Palestijnen.
Zo zijn Joodse zelfbeschikking en kolonisatie van Palestina als het ware twee kanten van dezelfde munt, zegt Suudi: “En het probleem van een munt is dat je niet beide kanten tegelijk kunt zien. Sommigen zien alleen wat de Palestijnen is overkomen, anderen alleen de Joodse verschoppelingen die na de Tweede Wereldoorlog een land nodig hadden waar ze veilig waren. Maar niemand heeft mij in al die jaren kunnen uitleggen waarom de Palestijnen degenen zijn die de prijs moesten betalen voor Joodse zelfbeschikking en veiligheid.”
Suudi: “Het is een intellectuele uitdaging om beide kanten van de munt te blijven zien. Maar dat is nodig om na te kunnen denken over een politieke oplossing. Die oplossing ligt in een samenleving waarin niemand plaats hoeft te maken voor de ander.”
EINDE
Reacties uitgeschakeld voor Noot 34/Israel raast en tiert!
Opgeslagen onder Divers
Noten 31 t/m 33/Israel raast en tiert!
[31]
Reacties uitgeschakeld voor Noten 31 t/m 33/Israel raast en tiert!
Opgeslagen onder Divers
Noten 27 t/m 30/Israel raast en tiert!
[27]
Jacques Kornberg claims that the Dreyfus influence was a myth that Herzl did not feel necessary to deflate and that he also believed that Dreyfus was guilty.[25] Another modern claim is that, while upset by antisemitism evident in French society, Herzl, like most contemporary observers, initially believed Dreyfus was guilty and only claimed to have been inspired by the affair years later when it had become an international cause célèbre.”
WIKIPEDIA
THEODOR HERZL/ZIONIST INTELLECTUAL AND ACTIVIST
https://en.wikipedia.org/wiki/
ORIGINELE BRON
WIKIPEDIA
THEODOR HERZL
https://en.wikipedia.org/wiki/
magnum opus
noun
Reacties uitgeschakeld voor Noten 27 t/m 30/Israel raast en tiert!
Opgeslagen onder Divers
Noot 26/Israel raast en tiert!
De Palestijnse tragedie/Achtergronden
Hoewel de Israelische bezetting de oorzaak is van het hedendaagse Midden Oostenconflict, gaat de Palestijnse tragedie veel verder terug, namelijk tot aan het eind van de 19 de eeuw, toen, onder invloed van de hevige Jodenvervolgingen, met name in Oost-Europa, maar ook de kwestie Dreyfuss [8], door de Oostenrijkse journalist T Herzl de zionistische beweging werd gesticht, met als doel het stichten van een Joodse Staat in Palestina, toenmalige kolonie van het Ottomaanse Rijk.”
CIVIS MUNDI
ZWEEDSE FOTOGRAAF WINT WORLD PRESS PHOTO 2012
MISDADEN ISRAELISCHE POLITIEK IN BEELD GEBRACHT
ASTRID ESSED
https://www.civismundi.nl/?p=
ZIE OOK
Reacties uitgeschakeld voor Noot 26/Israel raast en tiert!
Opgeslagen onder Divers