[Artikel Peter Storm]/IS vernielzucht (1): over gevoel voor proporties, en over het meten met twee maten

 

 

 

vrijdag 22 mei 2015

De verwoesting van oeroude monumenten, archeologisch waardevolle objecten, kunstwerken en dergelijke door Islamitische Staat (IS) roept bij velen grote afschuw op. Dat is logisch: grootschalige vernieling van onvervangbaar cultureel erfgoed ís afschuwelijk. Maar de woede die het opwekt is te vaak doortrokken van een dubbele moraal, te vaak wordt er met twee of zelfs drie maten gemeten, Context, achtergrond en beweegredenen krijgen veelal weinig of slechts verwrongen aandacht.

En de publiciteit die de woede krijgt functioneert maar al te gemakkelijk als wéér een ‘bewijs’ dat IS niet zomaar kwaadaardig is – wat het is – maar een Ultiem Kwaad vertegenwoordigt – wat gevaarlijke onzin is, deel van de giftige koloniale oorlogspropaganda tegen het alomtegenwoordige ‘terroristische gevaar’. De Oppervandaal woont nog altijd in Washington, en heeft in Den Haag een zeer medeplichtig filiaalhouder.

 

1. proporties, graag

De verwoestingspolitiek van IS kreeg afgelopen dagen volop aandacht rond de IS-aanval op de Syrische stad Tadmur,  in media meestal aangeduid met haar naam van zeer lang geleden, Palmyra. Een veelbetekenende naamsvoorkeur, een beetje alsof we Wijk bij Duurstede in Syrische media aangeduid zouden zien worden als het vroeg-middeleeuwse Dorestad. In en om Bursa is vrij veel over uit de Romeinse tijd, eeuwen vóór de opkomst van Islamitische rijken in de regio. “Palmyra, dat aan de historische zijderoute ligt, geniet wereldwijde bekendheid dankzij de 2000 jaar oude ruïnes.”  Ach heden, ‘wereldwijde bekendheid’? Buiten archeologische kringen plus het leespubliek van ‘rough guides’-avonturierstoeristengidsen? Zeg eens eerlijk, jij die dit leest: had jij twee weken geleden ooit van Palmyra en genoemde ruïnes gehoord?

Wat de stad ‘wereldwijde bekendheid’ heeft gegeven, is voornamelijk de recente aanval van IS-soldaten, de verhitte reactie van archeologen, en de sensatiejacht van nieuwsmedia die ‘wereldwijde bekendheid’ hebben helpen geven aan een archeologische vindplaats nu het politiek – en qua oplage- en kijkcijfers eventjes goed uitkomt. Over twee weken zijn we Palmyra allemaal allang weer vergeten, behalve dan de paar archeologen wiens interesse echt dieper gaat dan de anti-terreur-hype van de week.

Die archeologen zijn oprecht, en natuurlijk resoneert hun verontwaardiging nu breder. Het verwoesten van oude voorwerpen is inderdaad een aanslag op erfgoed, op het verleden. Wie zo gewelddadig met dat verleden omspringt, is doorgaans ook een gevaar voor het heden, voor de mensen van nu. Agressie tegen mensen en verwoesting van sullen, respectloosheid jegens erfgoed, ze gaan vaak hand in hand. Maar mogen de proporties wel een beetje behouden blijven? Archeoloog Ruurd Halbertsma spreekt van “een soort genocide op het verleden”.  Alsjeblieft zeg.

Oude voorwerpen zijn díngen, geen levende wezens. Het verleden is een begrip, een abstractie, hoe waardevol ook. Genocide is massamoord op ménsen, uitroeiing van bevolkingsgroepen. Wat IS doet met de Yehidi is genocidaal. Wat IS,  waar ze  sterk genoeg is,  probeert met sjiitische moslims heeft genocidale kanten. Wat IS met beelden en monumenten doet is een mengsel van vandalisme, iconoclasme en kunstroof op grote schaal. De verwoesting van spullen door middel van dat genocide-woord op hetzelfde plan trekken als het vermoorden van mensen, geeft dingen een soort absolute waarde en haalt de waarde van mensen naar omlaag. Het woord ‘genocide’ op dit soort verwoesting plakken is grotesk, en bagatelliseert de wérkelijike genocides van gisteren en vandaag. Het is allemaal echt wel erg genoeg zonder dat woord.

2. de  ene verwoesting is de ander niet

Het verwoesten en slopen van monumenten en kunstschatten, dat nu zoveel woede opwekt omdat de Ultieme Vijand het doet, is in de recente geschiedenis van de regio helemaal niet uniek. De daders zijn vaak genoeg niet de Officiële Vijanden van het Beschaafde Westen, maar dat westen zelf en/ of haar plaatselijke steunpilaren.

In 2013 was er even wat media-aandacht voor een wat krasse vorm van stadsvernieuwing in Mekka in Saoedi-Arabië. Daarbij gingen de sloophamers systematisch in delen onder meer een eeuwenoude monumentale moskee. “Foto’s verkregen door The Independent  onthullen hoe arbeiders met drilboren en mechanische graafwerktuigen sommige Ottomaanse en Abbasidische delen aan de oostkant van de Masjid al-Haram in Mekka verwoestten.” (1) Die Masjid al-Hassam geniet ‘wereldwijde bekendheid’ als de Grote Moskee. De slooppolitiek is onderdeel van een project om meer plaats te maken voor de toenemende aantallen pelgrims. “Het in Washington gevestigde Gulf Institute schat dat 95 procent van Mekka’s millenium-oude gebouwen alleen al de laatsten twintig jaar verwoest zijn.” Archeologen toonden zich bezorgd en drongen bij de autoriteiten op bescherming aan. Groot voorpaginanieuws was het allemaal niet, net zo min als de regelmatige onthoofdingen in het land waar Mekka dat doorgaans zijn. Ideologisch zijn de Saoedische heersers geestverwanten van de IS. Verschil is dat Saoedi-Arabië, als olieleverancier, wapenafnemer en partner/ onderaannemer van de VS bij imperiale operaties in Jemen en al eerder in Bahrein, een bondgenoot is, en dus per definitie ‘beschaafd’ en ‘gematigd’ en geenszins ‘barbaars’. Zo ‘n staat pleegt natuurlijk nooit ‘genocide op het verleden’, maar houdt er hooguit een wat ruw soort renovatiebeleid in de binnenstad op na. Het meten met twee maten is evident.

Een ander voorbeeld van kunstvernietiging vond eerder plaats, in Irak in 2003 en de jaren erna. Een Brits-Amerikaanse militaire aanval bracht binnen twee maanden het bewind van Saddam Hoessein ten val met behulp van grootschalige luchtaanvallen en een invasie. In de weken toen de Amerikaans-Britse bezetting net een feit was, spoelde er een golf van plunderingen door de steden. Kunstschatten werden op enorme schaal geroofd door opvallend goed georganiseerde en bewapende bendes. De nieuwe autoriteiten – het Amerikaans-Britse bezettingsapparaat – deden feitelijk niets. De culturele schade was enorm. “Hettragische lot van het nationale museum in Bagdad was alsof federale troepen New York waren binnengevallen en de criminele gemeenschap had verteld dat het Metropolitan tot hun beschikking stond.” Overmacht? “De plaatselijke tankcommandant was verteld om het museum gedurende een volle week na de invasie niet te beschermen.’ Simon Jenkins schreef dat in de Guardian,  en hij voegde er a bitter aan toe: “Zelfs de nazi ‘s beschermden het Louvre.” De bibliotheek, vol oeroude documenten, ging in vlammen op. Genocide op het verleden heette het destijds allemaal niet, al was er wel kritiek. Toen de Amerikaanse oorlogsminister Rumsveld vragen kreeg over dit soort praktijken, die onder de neus van zijn militaire en onder verantwoordelijkheid van de VS als bezettingsmacht plaats vonden, was zijn antwoord: ‘Stuff happens’.

Het genoemde museum ging aanvankelijk weer open, maar sloot vervolgens alsnog, maar later weer dicht. Nadat er wat schandaal was ontstaan deden VS-verantwoordelijken pogingen om te verzamelen en waar mogelijk iets van de schade te herstellen. Maar de jaren erop gingen de vernielingen door, in de context van een bloedige bezettingsoorlog die verzet opriep, onder meer van de groepering die stapsgewijs muteerde en groeide tot wat nu IS heet. De plek van het antieke Babylon werd platgewalst om plaats te maken voor een basis met 2.000 Amerikaanse soldaten. “Onder Saddam maakt je je grote kans om gemarteld en en neergeschoten te worden als je iemand een antieken voorwerp liet stelen; in het Irak van vandaag maak je grote kans op gemarteld en neergeschoten te worden als je dat niet doet“,  zo omschrijft Jenkings in zijn artikel – gedateerd 8 juni 2007 – de situatie aan de hand van wat een Iraaks kunstfunctionaris op bezoek bij het British Museum vertelde.

Het hele stuk geeft een ontluisterend beeld van hoe de VS-bezetters, maar ook de diverse gewapende strijdgroepen, met kunstschatten en archeologische vindplaatsen omsprongen. “Britse samenspanning met deze verwoesting is een schandaal dat ieder voorbijgaand conflict zal overleven. En dan hadden we het lef om de Taliban vandalen te noemen”, verzucht hij woedend. Die Taliban hadden eerder woede opgewekt met het verwoesten van Boeddhistische monumenten in Afghanistan in 2001, hetgeen een soortgelijke verontwaardiging opriep als de huidige vernielingen door de IS. Die verontwaardiging functioneerde in de propaganda tegen het Taliban-bewind dat laten in datzelfde jaar door Amerikaanse luchtaanvallen en een invasie door CIA en Special Forces en plaatselijke bondgenoten ten val werd gebracht.

Net als nu de IS waren de Taliban ‘barbaren’ in de neokoloniale beeldvorming. Net als destijds dient deze beeldvorming als rechtvaardiging van eindeloze, maar gelukkig lang niet altijd succesvolle, koloniale agressie. Ja, IS vormt een ver vreselijke bron van onderdrukking, verwoesting en geweld. Nee, IS vormt noch regionaal, noch wereldwijd het ultieme gevaar voor vrede, menselijkheid en beschaving. Dat gevaar wortelt in wereldwijde uitbuiting, imperiale overheersing en bijbehorende rivaliteiten. Van dat gevaar is IS slechts een wild gemuteerd en op hol geslagen onderdeeltje.

(wordt wellicht vervolgd)

Opmerking, toegevoegd 23 mei, 1.43 uur: : een enkel zinnetje omgegooid om het lopend en meer leesbaar te maken, met dank aan een tip van een lezer :)

(1) Noot, toegevoegd op 27 mei, 16.45 uur na opmerking (zie commentaar Astrid Essed, hieronder): naam van de moskee was aanvankelijk fout gespeld, maar het moet dus al-Haram zijn, niet al-Hassam. Gecorrigeerd, en dank Astrid!

Peter Storm

Reacties uitgeschakeld voor [Artikel Peter Storm]/IS vernielzucht (1): over gevoel voor proporties, en over het meten met twee maten

Opgeslagen onder Divers

Reacties zijn gesloten.