Tag archieven: Libanon

[2006, en gepubliceeerd door Uitpers.be/Het CDA en Libanon/Farizeisme versus humaniteit

ISRAELISCHE BOMBARDEMENTEN OP BEIRUT


UITPERS.BE

HET CDA EN LIBANON/FARIZEISME VERSUS

HUMANITEIT

ASTRID ESSED

OCTOBER 2006


Astrid Essed
sep 19, 2020269Tag –Europa

In het Nieuwe Testament wordt bij regelmaat verwezen naar de Farizeeërs, die als leden van de machtige en invloedrijke Joodse priesterkaste in het toenmalige in het door de Romeinen bezette Judea [het huidige Israel, inclusief de bezette Palestijnse gebieden], een belangrijke politiek-maatschappelijke rol speelden

Veelal gaven zij blijk van een uiterlijke religieuze beoefening, met name ter imponering van het aanwezige publiek, maar ontbrak het doorgaans aan werkelijk humanitair gevoel tav de medemens

Zonder in verdere vergelijkingen te willen treden, vallen mij in sterke mate de overeenkomsten op tussen die toenmalige Farizeeërs en het hedendaagse CDA [de Nederlandse christendemocraten], zowel betreffende de Nederlandse binnenlandse politiek als de internationale politiek

Een en ander wordt nog versterkt door de door premier Balkenende voorgestane politiek van ”normen en waarden”, die echter getuigen van een grote discrepantie tussen het uiterlijke burgermansfatsoen en de naleving van fundamentele humanitaire waarden

Aangezien een dergelijk farizeïsme met name terugkomt in het huidige Midden-Oostenstandpunt van het CDA, toegespitst op de recente julioorlog tegen Libanon, acht ik het van belang, enkele door het CDA aangevoerde argumenten nader onder de loupe te nemen, nav een aan mij geschreven brief door de afdeling voorlichting van het CDA.

De directe aanleiding voor de CDA reactie aan mijn adres was mijn aan minister Bot van Buitenlandse Zaken (eveneens CDA) gerichte brief, nav zijn impliciete verdediging van het Israëlische gebruik van clusterbommen in Zuid-Libanon

Een tweede mi interessant aspect is, dat het CDA-standpunt grote overeenkomsten vertoont met de opvattingen van de pro-Israëllobby in het algemeen, evenals de standpunten van de meeste Europese christendemocratische partijen

Geachte lezer, geheel onderin vermeld ik zowel mijn brief aan minister Bot, evenals de CDA reactie hierop

Het zal u overigens waarschijnlijk opvallen, dat het CDA bovendien in geen enkel opzicht ingaat op de door mij aangevoerde argumentatie in mijn aan de minister gerichte brief

Vriendelijke groeten
Astrid Essed

Vooraf:

Hoewel in onderstaande een aantal kritiekpunten op het CDA standpunt betreffende de recentelijk gevoerde julioorlog de revue passeren, zou ik u willen verzoeken vooral aandacht te schenken aan het feit dat het CDA zich vrijwel consequent schuldig maakt aan de volgende, mi cruciale punten

a de systematische bagatellisering van de Israëlische aanvallen op Libanon, met name tegen het licht van de aard van de aanvallen, de gekozen aanvalsdoelen en de wapenkeuze

b de hieruit voortgekomen bagatellisering van de Israëlische oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen in Libanon

c het bendrukken van het Hezbollah aandeel in dezen, waardoor er een onjuist en overtrokken beeld van de werkelijke gebeurtenissen ontstaat

d het zich ten onrechte beroepen op Israëls ”recht op zelfverdediging”

e de systematische ontkenning van de politiek-humanitaire consequenties van de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden en het niet-noemen van het voornaamste twistpunt tussen Israel en Hezbollah, de voortdurende Israëlische bezetting van Shebaa Farms

Ik zal echter, stap voor stap, de door het CDA ingenomen standpuntbepaling, belichten

A. CDA standpunt tav het karakter van de julioorlog:

Het CDA maakt zich in haar standpuntbepaling, door haar gebruik van de terminologie ”escalatie van het geweld”, schuldig aan het bagatelliseren van het grote Israëlische aandeel van de julioorlog, zowel betreffende het karakter van de aanvalsdoelen en wapenkeuze, als het ontbreken van iedere internationaalrechtelijke status voor de julioorlog

Zie CDA-citaat:

””Het CDA was en is zeer bezorgd over de escalatie van geweld in het Midden-Oosten tijdens de zomer. Dit geweld is het gevolg geweest van de ontvoering van Israëlische militairen en van aanvallen op Israëlisch grondgebied door Hamas en Hezbollah. ”


Opvallend in de CDA-reactie tav de julioorlog tegen Libanon is het feit, dat zij nergens expliciet refereert aan de Israëlische aanvallen op Libanon, noch het humanitair-internationaalrechtelijke karakter ervan, maar zich slechts bedient van de vage en eufemistische term ”escalatie van geweld”

Daarenboven suggereert een als ”escalatie van geweld” aangeduide kwalificatie, ten onrechte een rechtvaardiging voor deze aanval op Libanon, die niet alleen gezien de wapenkeuze en aanvalsdoelen, maar met name ook vanwege het ontbreken van enige internationaalrechtelijke basis, slechts als agressieoorlog kan worden gekenschetst
Hierop kom ik nog terug

B. ”Ontvoering” van Israëlische soldaten


CDA-standpunt tav de ”ontvoering”’van Israëlische soldaten

Het CDA standpunt, dat er sprake is van ”ontvoering” van Israëlische soldaten, is in strijd met het Internationaal Recht, is internationaalrechtelijk gezien niet juist

Zie Citaat CDA-standpunt:


””Het CDA was en is zeer bezorgd over de escalatie van geweld in het Midden-Oosten tijdens de zomer. Dit geweld is het gevolg geweest van de ontvoering van Israëlische militairen en van aanvallen op Israëlisch grondgebied door Hamas en Hezbollah. ”


In tegenstelling tot het gangbare Amerikaans-Europese standpunt, zowel betreffende politici als het grootste deel van de media is er geen sprake van een ”ontvoering” van Israëlische soldaten, maar een gevangenneming

Zoals bekend zijn de over Israëlische soldaten dd 12-7 bij een militaire operatie van de politiek-militante beweging Hezbollah op Israëlisch grondgebied gevangengenomen

Volgens het Internationaal Recht is er in dezen sprake van twee militaire conflictpartijen, namelijk Israel enerzijds en Hezbollah anderzijds en is uit dien hoofde het maken van krijgsgevangenen bij een militaire operatie door Hezbollah gerechtvaardigd


Uiteraard rust op Hezbollah echter, evenals op de andere conflictpartij, het Israëlische leger, de internationale verplichting, deze krijgsgevangenen te allen tijde humaan te behandelen

Hiervoor verwijs ik naar artikel 3, Geneefse Conventies dd 1949


C. Bagatellisering cq impliciete ontkenning Israëlische bezetting

Het CDA maakt zich in haar standpuntbepaling schuldig aan bagatellisering cq ontkenning van de Israëlische bezetting, evenals de politiek-humanitaire implicaties dienaangaande
Hierop kom ik in de loop van mijn betoog terug

Citaat CDA-standpunt:
 
 ”Dit geweld is het gevolg geweest van de ontvoering van Israëlische militairen en van aanvallen op Israëlisch grondgebied door Hamas en Hezbollah. ”

Opvallend is, dat het CDA, door middel van een dergelijke formulering, niet alleen de indruk wekt, dat deze aanvallen ten onrechte zijn, evenzeer geeft zij blijk van een vrijwel totale ontkenning cq bagatellisering van de politieke consequenties van de Israëlische bezetting:


De aanvallen van Hezbollah en Hamas op Israëlisch grondgebied echter zijn de directe resultante van de Israëlische bezetting van Shebaa Farms enerzijds en de reeds 39 haar durende Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden, ondanks de in 1967 aangenomen VN-Veiligheidsraadsresolutie 242, die tevergeefs heeft opgeroepen tot een Israëlische terugtrekking uit alle in de junioorlog dd 1967 veroverde gebieden, waaronder de Palestijnse.
 
Aangezien aan iedere bezetting, waar ook ter wereld, inherent zijn vernederingen, oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen en deze uiteraard tot verzet leiden, is het evident, dat hiervan ook in dit conflict sprake is.
Het resultaat is geweest  de internationaalrechtelijk gelegitimeerde militaire aanvallen op het Israëlische leger, dus ook op Israëlisch grondgebied en de niet  gelegitimeerde aanvallen op burgers en burgerdoelen
Zolang deze aanvallen slechts op het Israëlische leger gericht zijn, is er sprake van legitimiteit in dezen


D. Raketaanvallen Hezbollah en vrijlating ”ontvoerde soldaten”

CDA standpunt tav vrijlating ”ontvoerde’ Israëlische soldaten

1) Vrijlating ”ontvoerde” Israëlische soldaten

Ten onrechte stelt het CDA in haar standpuntbepaling, dat de ”ontvoerde” Israëlische soldaten dienen te worden vrijgelaten


Citaat CDA-standpunt:


”Het CDA ondersteunde de G8-verklaring en de EU-verklaring de terugkeer van de ontvoerde Israëlische soldaten en het stoppen van raketaanvallen op Israël. Israël kan het recht op zelfverdediging niet ontzegd worden. Hezbollah zal alle raketten en ander wapentuig moeten ontmantelen en de ontvoerde Israëlische militairen direct moeten vrijlaten. Bovendien mag Hezbollah de burgerbevolking niet gebruiken als camouflagenet. ”
 

De door het CDA gemaakte opmerking, dat de gevangengenomen [dus niet ontvoerde] Israëlische militairen dienen te worden vrijgelaten, is niet juist
Hoe onaangenaam krijgsgevangenschap wellicht ook voor hen is [evenals overigens voor Hamas en Hezbollah-gevangenen], zolang de vijandelijkheden niet beëindigd zijn, is krijgsgevangenschap gelegitimeerd


Overeind blijft echter te allen tijde overeind staan een humane behandeling van de betreffende Israëlische soldaten, evenals van Palestijnse en Hezbollah-gevangenen van het Israëlische leger

Zie daarvoor artikel 3, Geneefse Conventies

2) Raketaanvallen Hezbollah op Israel

CDA standpunt ter veroordeling Hezbollah raketaanvallen op Israel

Met het CDA standpunt ter veroordeling Hezbollah raketaanvallen op Israel stem ik geheel in, aangezien de op Israëlische steden gerichte Hezbollah-aanvallen, als zijnde burgerdoelen, in strijd zijn met het Internationaal Recht

Citaat CDA-standpunt:

””Het CDA ondersteunde de G8-verklaring en de EU-verklaring de terugkeer van de ontvoerde Israëlische soldaten en het stoppen van raketaanvallen op Israël. Israël kan het recht op zelfverdediging niet ontzegd worden. Hezbollah zal alle raketten en ander wapentuig moeten ontmantelen en de ontvoerde Israëlische militairen direct moeten vrijlaten. Bovendien mag Hezbollah de burgerbevolking niet gebruiken als camouflagenet. ”

Zoals reeds gesteld ben ik het geheel eens met de CDA-veroordeling van de Hezbollah-raketaanvallen op Israel

Grondregel van het Humanitair Oorlogsrecht [de Geneefse Conventies] is immers het feit, dat bij ieder gewapend conflict een strikt onderscheid gemaakt dient te worden tussen combattanten [militairen en strijders] en non-combattanten [burgers]


Als zodanig zijn de door Hezbollah gepleegde raketaanvallen dan ook te categoriseren als oorlogsmisdaden
 
Het feit, dat Hezbollah niet tot een regulier Staatsleger behoort en de Conventies niet heeft ondertekend, ontslaat haar genendele van deze verantwoordelijkheid
 
De Conventies zijn universeel en gelden in iedere situatie, tav ieder leger of politieke verzetsbeweging


Ook is het argument, dat Israel zich in Libanon schuldig heeft gemaakt aan oorlogsmisdaden, geen excuus voor de raketaanvallen van Hezbollah, aangezien volgens het Internationaal Recht, de ene oorlogsmisdaad niet mag worden beantwoord door een andere

Zie ook:

http://web.amnesty.org/library/Index/ENGMDE020252006

3) CDA standpunt ter veroordeling gebruik burgers door Hezbollah als camouflagenet

Hoewel het eens met de CDA veroordeling van het gebruik van burgers als camouflagenet, dient hierbij vermeld te worden, dat op geen enkele manier is aangetoond, dat Hezbollah zich hieraan heeft schuldig gemaakt, noch ontslaat een en ander Israel van haar internationaalrechtelijke verplichtingen

Citaat CDA-standpunt:

Zoals reeds opgemerkt, ben ik het geheel met het CDA-standpunt eens, dat een eventueel gebruik door Hezbollah van burgers als camouflagenet, strijdig is met het Internationaal Recht

Op iedere conflictpartij rust immers de verplichting, de burgerbevolking niet onnodig in gevaar te brengen door zich tussen hen te bevinden

Niet alleen is er echter nergens concreet aangetoond, dat hiervan in het geval van Hezbollah sprake is geweest, daarenboven is eveneens de aanvallende partij [in casu Israel] te allen tijde verplicht, een strikt onderscheid te blijven maken tussen combattanten en non-combattanten

Een en ander impliceert, dat wanneer er sprake is van de aanwezigheid van strijders in een burgergebied, dat door Israel alle voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden ter bescherming van de burgerbevolking

Hiervan is echter genendele sprake geweest en ik kom er nog op terug


4) Ontwapening Hezbollah

CDA standpunt tav ontwapening Hezbollah

Hoewel eerlijkheid mij gebiedt te zeggen, dat een door CDA voorgestane ontwapening van Hezbollah in een VN-Veiligheidsresolutie is vastgelegd, getuigt het CDA met een dergelijke standpuntbepaling niet alleen van een gebrek aan politiek-historisch inzicht, eveneens negeert het CDA hiermee een van de hoofdoorzaken van het huidige Midden-Oostenconflict, de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden, de Golan-Hoogte en hiermee samenhangend, de bezetting van Shebaa Farms
 
Uw deelcitaat
 
”Hezbollah zal alle raketten en ander wapentuig moeten ontmantelen en de ontvoerde Israëlische militairen direct moeten vrijlaten.”
 
Het CDA-standpunt tav de ontwapening van Hezbollah is, gezien de status van Hezbollah en de internationaal-politieke situatie, niet alleen ten onrechte, maar in alle opzichten irreëel
 
Weliswaar ben ik mij ervan bewust, dat de VN-Veiligheidsraadsresolutie nr 1559, dd 2004, heeft opgeroepen tot ontwapening van alle ”Libanese en niet-Libanese milities”, maar eveneens is het evident, dat de VN-Veiligheidsraad er, ook in de door u genoemde recentelijke resolutie 1701, niet in geslaagd is een oplossing te creëren voor de bron van het Hezbollah-verzet, namelijk de nog steeds voortdurende Israëlische bezetting van Shebaa Farms

Zolang Israel niet bereid is deze bezetting op te geven, alsmede de bezetting van de Palestijnse gebieden, waarmee Hezbollah zich eveneens sterk identificeert, is het zowel irreëel, als politiek-humanitair gezien onrechtvaardig, van Hezbollah ontwapening te eisen, terwijl het zeer geavanceerde en hoogtechnologische Israëlische leger nog als bezetter aanwezig is

E. Israëls recht op zelfverdediging

CDA standpunt ter kwalificering van de julioorlog als het Israëlische ”recht op zelfverdediging”

Ten onrechte wordt door het CDA de door Israel gestarte julioorlog gekwalificeerd als het ”recht op zelfverdediging”

Citaat CDA standpuntbepaling

”Israël kan het recht op zelfverdediging niet ontzegd worden. Hezbollah zal alle raketten en ander wapentuig moeten ontmantelen en de ontvoerde Israëlische militairen direct moeten vrijlaten. Bovendien mag Hezbollah de burgerbevolking niet gebruiken als camouflagenet. ”

Deelcitaat:


” Israël kan het recht op zelfverdediging niet ontzegd worden.”
 
Zeker ben ik het met het CDA-standpunt eens, dat Israel, evenals iedere andere Staat ter wereld, het recht op zelfverdediging heeft
Echter, in haar aanvallen op Libanon is er geen sprake geweest van zelfverdediging, maar van een niet-gerechtvaardigde agressieoorlog
 
Feiten op een rijtje:
 
In de eerste plaats betreft het hier een conflict tussen Israel en de niet-statelijke conflictpartij Hezbollah, dat zich voornamelijk bij de zuidgrens van Libanon afspeelt, waarbij over en weer reeds een aantal jaren sprake is geweest van militaire aanvallen
Israel daarentegen heeft zich, met haar militaire aanval op Libanon als Staat, schuldig gemaakt aan schending van het Libanese soevereiniteitsrecht
 
Het recht op zelfverdediging geldt namelijk slechts in twee gevallen, namelijk wanneer er sprake is van een aanval van het Libanese leger op Israel en wanneer er sprake zou zijn van een door de VN-veiligheidsraad afgegeven Mandaat voor een militaire aanval, waarvan in dezen geen sprake was
 
Verder wil ik, refererend aan de door het CDA genoemde VN-resolutie 1701, behelende het staakt het vuren in de julioorlog, stellen, dat deze, hoewel internationaalrechtelijk geldig, in ernstige mate getuigt van een gebrek aan politiek evenwicht
Enerzijds wordt Israel opgeroepen de ”offensieve militaire acties” te staken, hetgeen impliceert behoud van het recht op zelfverdediging, anderzijds wordt Hezbollah opgeroepen ”alle militaire acties”’ te staken

Het recht op zelfverdediging geldt echter zowel Israel als Hezbollah, als conflictpartijen


Daarenboven wordt de gehele verantwoordelijkheid voor de escalatie van het conflict bij Hezbollah gelegd en is er geen sprake van een referentie aan de grootschalige Israëlische militaire acties, laat staan een veroordeling van de Israëlische mensenrechtenschendingen

F.  Het door u het CDA genegeerde aspect: De humanitaire implicaties van de Israëlische aanvallen op Libanon


Zeer ernstig aan het CDA verwijtbaar acht ik tenslotte het feit, dat zij in haar betoog geen enkele melding maakt van de ernstige door Israel gepleegde oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen in Libanon, waarover uitgebreid is gerapporteerd door zowel Amnesty International [www.amnesty.org] als Human Rights Watch [www.hrw.org]

Zie ook:

http://web.amnesty.org/library/Index/ENGMDE180072006


 
Ter toelichting:
 
Willekeurige bombardementen:
 
Zoals reeds opgemerkt, dient door de conflictpartijen bij ieder gewapend conflict een strikt onderscheid gemaakt te worden tussen combattanten en non-combattanten
 
Hiervan is echter, noch bij Hezbollah [raketaanvallen op Israëlische steden], noch bij Israel, sprake van geweest
 
Israel heeft haar militaire aanvallen voornamelijk gericht op woonwijken in Beiroet en dorpen in Zuid-Libanon, met als gevolg, dat er in drie weken tijd meer dan 1287 Libanese burgers om het leven gekomen zijn
Als legitimatie werd aangevoerd, dat er zich in deze burgerdoelen Hezbollah-strijders zouden bevinden
Zoals reeds is aangetoond, ontslaat de eventuele aanwezigheid van strijders Israel genendele van de internationaalrechtelijke verplichting, maximale voorzorgsmaatregelen te treffen voor de veiligheid van de burgerbevolking
 
Deze door Israel gepleegde willekeurige aanvallen op burgers en burgerdoelen, waarbij ieder onderscheid tussen burgers en strijders is weggevallen, zijn dan ook oorlogsmisdaden volgens het Internationaal Recht
 
Eveneens heeft Israel zich schuldig gemaakt aan militaire aanvallen op de civiele infrastructuur, ten gevolge waarvan meer dan 100 wegen zijn gebombardeerd, 70 bruggen zijn verwoest en eveneens aanvallen zijn uitgevoerd op water en elektriciteitsinstallaties, met alle voor de burgerbevolking veroorzaakte humanitaire tol
 
Met name het bombarderen van elektriciteit en stroominstallaties is dan ook, vanwege de reeds genoemde humanitaire consequenties voor de burgerbevolking, streng verboden door het Internationaal Recht
 
Ten gevolge van deze Israëlische militaire acties zijn eveneens 15 dorpen in Zuid-Libanon met de grond gelijk gemaakt
 
In de onderstaande aan minister Bot geschreven brief noemde ik bovendien nog het gebruik door het Israëlische leger, van de internationaal-verboden clusterbommen, met name vanwege de vorming van landmijnen
 
Nu reeds zijn vanwege deze gevormde landmijnen, volgens de organisatie Handicap International, minstens 22 slachtoffers gevallen
Andere bronnen spreken van 40 tot 55 slachtoffers
Zie
http://www.handicapinternational.be/content.asp?lng=2&cID=379
 
 
Hoewel De VN 666 stuks clustermunitie hebben vernietigd en 51 zones konden aanduiden, waar clusterbommen werden gedropt, is er een vermoeden, dat er in totaal in meer dan 200 zones niet-ontplofte clustermunitie ligt.
Volgens andere bronnen impliceert dit een nog onvernietigd aantal clusterbommen van in getal 2000
 
Met name spelende kinderen worden hiervan het slachtoffer
 
Het verbaast en verbijstert mij dan ook, dat het CDA weliswaar in haar betoog refereert aan de door Hezbollah gepleegde oorlogsmisdaden en terecht, maar geen woord wijt aan het leeuwendeel door Israel gepleegde oorlogsmisdaden
 
Dit wijst op een het CDA zeer te verwijten selectieve humanitaire verontwaardiging

G. Het CDA standpunt tav de sleutelrol voor de VS bij de beëindiging van het Midden-Oostenconflict

Niet alleen acht ik een dergelijk standpunt oneigenlijk, vanwege de door de VS decennialang gevoerde zeer partijdige pro-Israëlpolitiek, daarenboven trachten op deze wijze Nederland en andere EU-landen de politieke en morele verantwoordelijkheid voor de oplossing van het Midden-Oostenconflict van zich af te schuiven

1) Het oneigenlijke karakter van de VS-bemiddeling ter beëindiging van het Midden-Oostenconflict

CDA citaat:


”Terecht heeft minister Bot van Buitenlandse Zaken gezegd dat de Verenigde Staten de grootste invloed hebben in deze regio. Om het doel, het stoppen van het geweld te bereiken, is het dan ook verstandig zo optimaal mogelijk samen te werken met de VS. Het blijft van groot belang dat de terroristische groepering Hezbollah zich niet kan hergroeperen, geen raketinstallaties meer verborgen houdt in woonwijken en niet opnieuw een staat in de staat Libanon kan vormen. ”


Tenslotte wil ik nog wijzen op het door het CDA aangehaalde, dat het door minister Bot gesuggereerde argument, dat de VS een sleutelrol zou dienen te spelen in de beëindiging van het conflict.
Een en ander is, zoals reeds opgemerkt, echter geheel oneigenlijk, aangezien de VS in ernstige mate partijdig is tav Israel en tot dusver vrijwel iedere door Israel, door internationale mensenrechtenorganisaties gecategoriseerde mensenrechtenschending heeft gebagatelliseerd onder de noemer ”het recht op zelfverdediging”
 
Ook is de VS een van de hoofdleveranciers van de door Israel gebruikte clustermunitie
 
Zie
http://hrw.org/english/docs/2006/08/11/israb13974.htm
 
en
 
http://hrw.org/english/docs/2006/08/11/israb13972.htm

2) Het afschuiven van eigen EU-verantwoordelijkheid


Bovendien is de verwijzing van minister Bot naar de VS een oneigenlijk argument, waarachter de EU zich verschuilt en in dezen geen verantwoordelijkheid wil nemen voor een van de VS onafhankelijke Midden-Oostenpolitiek
 
Dit maakt de EU en Nederland, evenals uiteraard de VS, politiek en moreel medeverantwoordelijk voor de door Israel gepleegde oorlogsmisdaden
 

Epiloog:

Een brief, inhoudende bovenstaande argumentatie, heb ik het CDA teruggezonden naar aanleiding van haar reactie op mijn aan minister Bot geschreven brief

Het lijkt mij overigens zeer twijfelachtig, dat mijn brief zal leiden tot werkelijke zelfreflexie bij het anti-Palestina bolwerk van voornamelijk de CDA-partijtop
Gelukkig wordt er door de CDA leden op ”lager” niveau veelal een stuk genuanceerder aangekeken tegen de politiek-humanitaire implicaties van het Midden-Oostenconflict

Toch acht ik het van belang, het CDA steeds weer te blijven attenderen op het innemen van een standpuntbepaling, die zover afwijkt van de door hen voorgestane christelijke levensprincipes

Zodat zij later niet kunnen zeggen

”Wir haben es nicht gewusst”


Astrid Essed


Zie de door het CDA-afdeling publieksvoorlichting aan mijn adres geschreven brief, nav mijn aan minister Bot gerichte brief tav zijn beantwoording van de vragen van Kamerlid van Velzen [SP] tav de Nederlandse standpuntbepaling betreffende het Israëlische gebruik van clusterbommen in Zuid-Libanon

A. Zie CDA brief

”Geachte mevrouw Essed,
 
Hartelijk dank voor uw mail.
Het CDA was en is zeer bezorgd over de escalatie van geweld in het Midden-Oosten tijdens de zomer. Dit geweld is het gevolg geweest van de ontvoering van Israëlische militairen en van aanvallen op Israëlisch grondgebied door Hamas en Hezbollah. Het CDA ondersteunde de G8-verklaring en de EU-verklaring de terugkeer van de ontvoerde Israëlische soldaten en het stoppen van raketaanvallen op Israël. Israël kan het recht op zelfverdediging niet ontzegd worden. Hezbollah zal alle raketten en ander wapentuig moeten ontmantelen en de ontvoerde Israëlische militairen direct moeten vrijlaten. Bovendien mag Hezbollah de burgerbevolking niet gebruiken als camouflagenet.


Terecht heeft minister Bot van Buitenlandse Zaken gezegd dat de Verenigde Staten de grootste invloed hebben in deze regio. Om het doel, het stoppen van het geweld te bereiken, is het dan ook verstandig zo optimaal mogelijk samen te werken met de VS. Het blijft van groot belang dat de terroristische groepering Hezbollah zich niet kan hergroeperen, geen raketinstallaties meer verborgen houdt in woonwijken en niet opnieuw een staat in de staat Libanon kan vormen.


Inmiddels heeft de Veiligheidsraad van de VN op 11 augustus resolutie 1701 aangenomen en is een staakt-het-vuren overeengekomen. Het CDA is verheugd over de resolutie en het staakt-het-vuren. De resolutie voorziet in een uitbreiding van de UNIFIL-troepenmacht van 2000 tot 15000 troepen en de inzet van 15.000 Libanese troepen in het zuiden van Libanon. Het is van groot belang dat Libanon weer de soevereiniteit over het Zuiden van het land terugkrijgt. De Nederlandse regering overweegt een maritieme bijdrage te leveren.


Eind augustus heeft een donorconferentie plaatsgevonden in Stockholm.

Minister Bot heeft hier namens Nederland 10,8 miljoen euro toegezegd voor humanitaire hulp aan Libanon. De bevolking van Libanon mag niet in de steek worden gelaten. De regeringen van Israël en Libanon verdienen de steun van de internationale gemeenschap om uitvoering te kunnen geven aan hun verplichtingen uit resolutie 1701.

 Israël zal haar troepen moeten terugtrekken uit Zuid-Libanon; Libanon zal moeten toezien dat Hezbollah niet meer met wapens bevoorraad kan worden vanuit Syrië. Ook Iran, als bondgenoot van Hezbollah, zal uitvoering moeten geven aan de eerdere resolutie m.b.t. de ontwapending van Hezbollah. ”
 
Met vriendelijke groet,
Marianne Fennema
CDA Tweede Kamerfractie
Publieksvoorlichting

Postbus 30805
2500 GV ‘s-Gravenhage
t 070 – 318 25 03
f 070 – 318 26 02
cda.publieksvoorlichting@tweedekamer.nl
www.cda.nl


B. Mijn brief aan minister Bot tav het Israëlische gebruik van clusterbommen in Zuid-Libanon

Zie eerst zijn beantwoording Kamervragen, gesteld door Kamerlid van Velzen [SP]

http://www.minbuza.nl/nl/actueel/brievenparlement,2006/08/Beantwoording-vragen-lid-Van-Velzen-over-het-gebru.html

Mijn aan minister Bot gerichte brief:

Aan de minister van Buitenlandse Zaken de heer Bot


Tav uw beantwoording Kamervragen betreffende het Israëlische gebruik van clustermunitie in Zuid-Libanon


Geachte meneer Bot,

Ik wil graag uw aandacht vragen voor het volgende:

Ik heb met grote verontrusting kennisgenomen van uw beantwoording van de door het Kamerlid Van Velzen gestelde schriftelijke vragen dd 28-7 over het gebruik van clusterbommen door het Israëlische leger in Zuid-Libanon, waarbij mijns inziens sprake is van een impliciete gedoging van de schendingen van de elementaire mensenrechten van de Libanese burgerbevolking

Zoals u bekend, heeft genoemd Kamerlid middels haar vraagstelling blijk gegeven van haar zorgen tav de humanitaire consequenties voor de burgerbevolking.
Eveneens heeft  zij u gevraagd, of u van mening bent, dat de wijze van het gebruik van clusterbommen door het Israëlische leger een schending vormt van het humanitair oorlogsrecht en dienaangaande bereid bent,  binnen de Verenigde Naties erop aan te dringen, Israel te sommeren, per direct deze  schendingen van het internationaal humanitair recht te staken

In uw reactie op haar vraagstelling heeft u geantwoord, dat u niet op de hoogte bent van ”de specifieke omstandigheden waarin Israël de clusterbommen in Libanon heeft ingezet” [uw bewoordingen]


Evenzeer bent u, volgens uw beantwoording, de kennelijke mening te zijn toegedaan, dat bij het gebruik van clusterbommen niet onder alle omstandigheden sprake zou zijn van een onvoorwaardelijke schending van het humanitair oorlogsrecht.

Nog afgezien van het door u tentoongespreide gebrek aan humanitair inlevingsvermogen in dezen, wil ik u er vriendelijk op attent maken, dat de door u opgezette redenering in strijd is met de fundamentele principes van het internationaal humanitaire recht

Te uwer informatie:

Zoals u uiteraard zult weten, is het een grondregel binnen het Internationaal Humanitair Recht, dat de betreffende conflictpartijen er te allen tijde aan gehouden zijn, bij hun militaire operaties, wat impliceert het gebruik van de wapenkeuze, een strikt onderscheid te maken tussen combattanten en non-combattanten

Vanzelfsprekend sluit een en ander het gebruik van niet-onderscheidende wapens, zoals clusterbommen en fragmentatiebommen uit

Clusterbommen:

Eveneens bent u ervan op de hoogte, dat de clusterbom in tweeërlei opzicht niet-onderscheidend is
Enerzijds worden bij ontploffing ervan ongeveer tweehonderd kleinere bommen met grote snelheid de wijde omgeving in geslingerd
Anderzijds vormen niet-ontplofte bommen landmijnen, die na aanraking ervan alsnog exploderen

Het moge duidelijk zijn, dat de bovenstaande twee factoren een ernstige bedreiging vormen voor de in de verre omtrek aanwezige burgerbevolking, wat als zodanig een ernstige schending is van het humanitair oorlogsrecht

Het feit, dat Israel niet tot de ondertekenaars behoort van het Verdrag van Ottawa dd 1997, dat een verbod op de vorming van landmijnen heeft afgekondigd, ontslaat haar niet van haar internationaalrechtelijke verantwoordelijkheid tot het maken van een strikt onderscheid tussen combattanten en non-combattanten

Volgens deskundigen zijn er momenteel, na de afkondiging van de wapenstilstand dd 14-8, meer dan 2000 onontplofte clusters in Zuid-Libanon, die door mijnenvegers geborgen dienen te worden

Onlangs nog zijn er bij een ontploffing van een dergelijke cluster, 12 mensen gedood en 37 mensen gewond geraakt

Dienaangaande snijdt eveneens de door u gemaakte opmerking, dat u niet op de hoogte bent van de”’specifieke omstandigheden” waaronder Israel de clusterbommen heeft ingezet, geen hout

Van een bewindsman van een land als Nederland, dat niet alleen pretendeert, respect te hebben voor het Internationaal Recht, maar tevens het Verdrag van Ottawa heeft getekend en geratificeerd [3 Dec 97 getekend, 12 Apr 99 geratificeerd] mag dan ook verwacht worden, dat deze het gebruik van clusterbommen, ongeacht het betreffende land, duidelijk en onverbloemd veroordeelt

Ik spreek dan ook de hoop uit, dat u zich in dezen weer wilt baseren op de grondbeginselen van het Internationaal Humanitair Recht en er bij de VN op aan wilt dringen, Israel alsnog te veroordelen voor deze aperte schendingen van het Internationaal Humanitair Recht

Vriendelijke groeten
Astrid Essed

(Uitpers, nr.79, 8ste jg., oktober 2006)

Reacties uitgeschakeld voor [2006, en gepubliceeerd door Uitpers.be/Het CDA en Libanon/Farizeisme versus humaniteit

Opgeslagen onder Divers

Open Brief aan het Cidi over de verantwoordelijkheid van Sharon voor de massamoord in Sabra en Shatila

Image result for Destruction of Gaza/Images

MISDADEN VAN DE ISRAELISCHE BEZETTINGVERWOESTING VAN GAZA

BEZETTINGSTERREUR
foto Oda Hulsen Hebron 2 mei 2017/Verwijst naar foto van een Palestijnse jongen, die tegen de muur wordt gezet doorIsraelische soldaten, die hem toeriepen ”Where is your knife!”/Later vrijgelaten

NB Het is dus NIET de foto van een Palestijnse jongen, die bij de kraag wordt gegrepen

Foto van Oda Hulsen valt soms weg

Since late 2015, 249 Palestinians have been killed in Israel and the Palestinian territories [File: EPA]http://www.aljazeera.com/news/2017/01/palestinian-teen-killed-israeli-army-clashes-170116155810513.html

Image result for settlements/Images

BITTEREBIJPRODUCTEN VAN DE ISRAELISCHE BEZETTING

ISRAELISCHE NEDERZETTINGEN IN DE BEZETTE PALESTIJNSEGEBIEDENILLEGAAL VOLGENS HET INTERNATIONAAL RECHT

DAT IS WAT DE ISRAELISCHE BEZETTING EN TERREUR INHOUDT:

DIEFSTAL, ONDERDRUKKING, VERNEDERINGEN, OORLOGSMISDADEN,

MISDADEN TEGEN DE MENSELIJKHEID!

EN LATEN WE SABRA EN SHATILA NIET VERGETEN EN SHARON’S

VERDERFELIJKE ROL DAARIN!

CIDI:  NIET SHARON, MAAR CHRISTELIJKE MILITIES WARENVERANTWOORDELIJK VOOR SABRA EN SHATILA/ASTRID ESSEDIN DE AANVAL TEGEN CIDI:” ISRAEL EN SHARON WEL DEGELIJKVERANTWOORDELIJK”
VOORAF:
LEZERS!Soms diep je iets op uit de Oude DoosDestijds [2004] is mij door een aantal Palestina activisten en organisatiesgevraagd om te reageren op een Cidi artikel ”Niet Sharon, maarchristelijke milities waren verantwoordelijk voor Sabra en Shatila” [1]Dat heb ik toen gedaan in de vorm van een ook aan het Cidi toegezonden”Open Brief”, die ik hier ten gerieve van u, nogmaals afdruk.
Niet alleen blijft deze gruwelijke massamoord actueel, als onderdeelvan de verantwoordelijkheid van bezettingsstaat Israel voor de terreurf,het Palestijnse volk aangedaan [en ook de misdaden in Libanon, doorIsrael of onder verantwoordelijkheid van Israel gepleegd]
Ook ziet u hieraan een vleugje van de redeneertrant van pro Israelclub het Cidi, die Israel onder alle omstandigheden zal verdedigen.Lees onderstaande en huiver over het Cidi, onderdeel van demachtige Israel Lobby….

ASTRID ESSED
[1]
CIDI”NIET SHARON, MAAR CHRISTELIJKE MILITIES ZIJNVERANTWOORDELIJK VOOR SABRA EN SHATILA”22 SEPTEMBER 2004

https://www.cidi.nl/niet-sharon-maar-christelijke-milities-waren-verantwoordelijk-voor-sabra-en-shatilla/

REACTIE ASTRID ESSED

OPEN BRIEF AAN HET CIDI OVER DE VERANTWOORDELIJKHEIDVAN SHARON TAV SABRA EN SHATILA
http://archive.indymedia.be/news/2004/09/88434.html

by Astrid Essed Thursday, Sep. 30, 2004 at 2:18 AM

In haar nieuwsbrief dd 22-9 ontkent het CIDI [Centrum voor Informatie en Documentatie Israel] de verantwoordelijkheid van Sharon voor Sabra en beschuldigt Stop de Bezetting van verwantschap met notoire fascisten. Mijn reactie hierop





Geheel onderin treft u de inhoud van de CIDI-nieuwsbrief aan:





Aan de samensteller[s] van de CIDI-Nieuwsbrief dd 22-9 ”Niet Sharon, maar christelijke milities waren verantwoordelijk voor Sabra en Shatilla”

Geachte heer/mevrouw,

Ik wil graag uw aandacht vragen voor het volgende:
Ik heb de door u samengestelde Nieuwsbrief dd 22-9 ”Niet Sharon, maar christelijke milities waren verantwoordelijk voor Sabra en Shatilla” met belangstelling gelezen.

Alvorens in te gaan op de door u gemaakte mi stuitende associatie tussen de NVU en de werkgroep ”Stop de Bezetting”, die als zodanig niet ”van Gretta Duisenberg” is, maar wordt gedragen door een brede groep in de Nederlandse samenleving [hierbij verwijs ik u naar de op de website van Stop de Bezetting aanwezige handtekeningenlijst] wil ik graag bij dezen de vrijheid nemen enkele kritische kanttekeningen te maken bij het inhoudelijke karakter van uw artikel, waarbij ik voor de duidelijkheid graag een onderverdeling naar onderwerp wil aanbrengen:

A Israelische inval in Libanon alias Operatie Vrede voor Galilea:

Uw citaat:

“‘Op 6 juni 1982 vielen Israelische troepen Zuid-Libanon binnen, met het doel de opbreking van de terroristische infrastructuur van de PLO, die er een staat-in-een-staat had gesticht. Operatie ‘Vrede voor Galilea’ was in militair opzicht een groot succes. Na een week was Zuid-Libanon geheel in Israelische handen, was de Syrische bezettingsmacht in Oost-Libanon verslagen en hadden de PLO-eenheden zich in de havenstad Beiroet teruggetrokken. In de noordelijke en oostelijke sectoren vond het Israelische leger aansluiting met zijn christelijk-Libanese bondgenoten. Beiroet werd aan alle kanten omsingeld, maar desondanks weigerde de PLO zich over te geven.”

Einde uw citaat

Mijn commentaar:

1 Uw legitimatie voor de inval in Libanon:

Als legitimatie voor de Israelische inval in Libanon, van Israelische zijde aangeduid met de term ”Vrede voor Galilea” voert u aan ”de opbreking van de terroristische infrastructuur van de PLO, die er een staat in een staat had gesticht”

In de eerste plaats is hierbij opvallend, dat u bij de categorisering ”terroristische infrastructuur” geen onderscheid maakt tussen de internationaalrechtelijke betekenis van het woord terrorisme [militaire aanvallen op burgers] en het gelegitimeerde verzet tegen het leger van een bezettingsmacht.
Ongetwijfeld bent u op de hoogte van het feit, dat een groot aantal aanvallen van de PLO zich richtten tegen het Israelische leger als zijnde de bezettende macht in de Westelijke Jordaanoever, het Gaza-gebied en Oost-Jeruzalem, hetgeen als zodanig niet als terroristisch kan worden gecatagoriseerd.
Ook bent u zich er ongetwijfeld van bewust dat dergelijke PLO-aanvallen militair gezien nauwelijks een werkelijke bedreiging vormden voor het technologisch superieure Israelische leger, dat tot een van de sterkste legers ter wereld behoort, hetgeen duidelijk bleek uit het verloop van de door u terecht als ”militair succes” gekenmerkte inval in Libanon bleek.
In de tweede plaats verliest u uit het oog, dat de Israelische inval als zodanig een schending was van de soevereine integriteit van Libanon, die onder geen enkele omstandigheid door uw bovengenoemde argumentatie kan worden gerechtvaardigd, temeer vanwege de toenmalige aanwezigheid van VN-troepen langs de grens tussen Israel en Libanon, die met redelijk succes wederzijdse vijandelijkheden konden beperken.

Terecht is dan ook deze Israelische inval in Libanon veroordeeld dmv VN-Veiligheidsraadsresolutie dd 5-6-1982, evenals eerdere Isarelische invallen in Libanon.

2 Oorlogsmisdaden:

Opvallend in uw betoog vind ik het feit, dat u nergens gewag maakt van de op grote schaal gepleegde Israelische oorlogsmisdaden in Libanon.
Nog los van tegen individuele dorpsbewoners en stedelingen gepleegde oorlogsmisdaden als buitengerechtelijke executie cq het martelen van gevangenen bombardeerde het Israelische leger tijdens de inval in Libanon niet alleen op grote schaal burgerdoelen zoals diverse Libanese steden waaronder de Libanese hoofdstad Beiroet, hetgeen in strijd is met het Internationaal Recht, maar maakte hierbij tevens gebruik van anti-personele wapens als fragmentatiebommen met als gevolg alleen al in Beiroet een slachtofferaantal van meer dan 10.000 burgers.
Grondregel in het humanitair oorlogsrecht is, dat er bij militaire aanvallen altijd een onderscheid gemaakt dient te worden tussen combatanten [militairen en strijders] en non-combatanten [burgers] en dat bij in elkaar overlopende gevallen [wanneer strijders zich schuilhouden tussen burgers] in ieder geval een maximum aan veiligheidsmaatregelen tav de burgers in acht genomne dient te worden.
Dit heeft het Israelische leger echter niet gedaan met ale rampzalige gevolgen van dien.

Ongetwijfeld bent u op de hoogte van de veroordelingen tav Israel in zowel de VN-Veiligheidsraad [dd 19-6 1982, nr 512] als in de Algemene Vergadering van de VN [dd 19-8-1982 ES-7/8 en dd 24-9 1982 dd ES-7/9]

B Voorafgaande aan Sabra en Chatillah:

Uw citaat:

”Na een beleg van een maand ging de PLO-leiding op 14 augustus alsnog akkoord met de eis dat alle Palestijnse milities het land zouden verlaten. De evacuatie was op 30 augustus grotendeels voltooid; op die dag scheepte ook Jasser Arafat in en vertrok met zijn trouwste eenheden onder een internationaal vrijgeleide naar Tunis. Enkele duizenden PLO-strijders (met verschillende nationaliteiten) bleven echter in Libanon achter, het merendeel van hen in de Palestijnse wijken – voorheen vluchtelingenkampen – van Beiroet: Sabra, Sjatilla en Bourj Al-Brajneh.

Het vertrek van de PLO-hoofdmacht werd gevolgd door een wachtperiode, waarin het Israelische leger niet alle delen van de Libanese hoofdstad bezette. Ook de Palestijnse stadswijken werden omsingeld, maar niet ingenomen.”

Einde uw citaat:

Mijn commentaar:

Hoewel uw betoog betreffende het vertrek van de PLO-hoofdmacht naar Tunis historisch gezien klopt, valt het mij op, dat u Sabra en Chaillah caregoriseert als Palestijnse wijken, terwijl het in dezen evident is, dat zij qua structurele opbouw wel degelijk vluchtelingenkampen zijn.
Daarenboven ervaar ik het als buitengewoon stuitend, dat u impliciet de genocide in Sabra en Chatillah verdedigt met uw onjuiste suggestie, dat zich in deze kampen PLO-strijders zouden bevinden.
Niet allen rechtcaardigt niets een dergelijke genocide, maar daarenboven snijdt uw bewering geen hout, aangezien het nooit tot een dergelijke slachting had kunnen komen, wanneer er zich werkelijk gewapende PLO-strijders in de desbetreffende kampen hadden bevonden.
Juist het vertrek van de PLO-strijdkrachten maakte de Palestijnse burgerbevolking weerloos voor militaire aanvallen van groepen als de christelijke falangisten.

C Sabra en Chatillah en de hoofdverantwoordelijkheid van de toenmalige minister van Defensie Sharon:

Uw citaat

”Op 14 september kwam de nog maar net tot president gekozen christelijke leider Bashir Gemayel bij een bomaanslag om het leven. Het Israelische leger was genoodzaakt West-Beiroet binnen te trekken teneinde chaos en geweld te voorkomen. Twee dagen later gaf het Israelische opperbevel de christelijke strijdkrachten opdracht Sabra en Sjatilla binnen te trekken en van achtergebleven terreurnesten te zuiveren. Er werd echter een massaslachting aangericht, uit wraak voor de moord op Gemayel. Volgens Libanese bronnen kwamen bij de actie 474 mensen om het leven, waarvan het grootste deel non-combattanten. De Libanese dodenlijst: Palestijnen: 313 mannen, 8 vrouwen en 7 kinderen. Libanezen (moslims): 98 mannen, 8 vrouwen en 2 kinderen. Buitenlandse mannen (aan de PLO toegevoegde manschappen): 21 Iraniërs, 7 Syriërs, 3 Pakistani en 2 Algerijnen.
Israelische bronnen spreken overigens van tussen de 700 en 800 dodelijke slachtoffers.

Kahanecommissie

De massamoord leidde tot grootschalige protesten vanuit de Israelische bevolking. Op 28 september besloot de Israelische regering een diepgaand onderzoek naar de gang van zaken in Beiroet te laten instellen. De ‘Commissie Kahane’ kwam op 8 februari 1983 met een rapport waarin werd vastgesteld dat Israelische eenheden of individuen geen directe verantwoordelijkheid voor het bloedbad droegen. Wel werd Israelische topfunctionarissen, waaronder minister van Defensie Sharon en chef-staf Rafael Eitan, indirecte verantwoordelijkheid verweten, omdat zij zich hadden moeten realiseren dat een wraakactie van de christelijke Falangisten voor de hand lag. Sharon kreeg voorts het verwijt dat humanitaire overwegingen bij hem kennelijk geen rol hadden gespeeld. De commissie beval aan dat Sharon zou aftreden en niet opnieuw in de functie van minister van Defensie zou dienen. Dat advies werd uitgevoerd.

Aan de andere kant stelt het rapport: “Wij zeggen niet dat het besluit om de Falangisten de kampen binnen te laten onder geen enkel beding had moeten worden genomen en dat het geheel ongerechtvaardigd was.”

Uit het rapport (zie de CIDI site) blijkt voorts dat Israelische militairen niet precies hebben kunnen zien wat zich in de steegjes van Sabra en Sjatilla afspeelde en dat communicatiefouten hebben bijgedragen aan het pas later bekend worden van de werkelijke situatie. Feit blijft dat de gevechten en moordpartijen twee dagen hebben geduurd, terwijl vooruitgeschoven eenheden van het Israelische leger zich op een steenworp afstand bevonden. Tijdens de nachtelijke uren van het drama werden de Falangisten door Israelische militairen met lichtgranaten bijgelicht.

Interessant is nog de rol van Elie Hobeika, chef van de inlichtingendienst van de Libanese christenen. Die zou in de middag van 16 september, nog voor de Falangisten Sabra en Sjatilla binnentrokken, van Sharon opdracht hebben gekregen zijn mannen in de hand te houden. In plaats daarvan beval Hobeika hen een slachting uit te voeren. Later bleek dat hij een dubbelagent was van de Syrische inlichtingendienst. Volgens een van zijn medewerkers, Robert Hatem, had Hobeika de bedoeling gehad Israels reputatie wereldwijd te bezoedelen. Dat effect werd bereikt en bovendien leidde het drama tot een nieuwe situatie op de grond: Israel werd gedwongen zich uit de regio Beiroet terug te trekken.
Hoe het precies zat zullen wij nooit weten. Op 24 januari 2002 kwam Hobeika bij een bomaanslag om het leven.”

Einde uw citaat

Mijn commentaar:

In de eerste plaats moet u zich realiseren dat de toenmalige minister van Defensie Sharon, samen met de toenmalige premier Begin, uit hoofde van zijn functie verantwoordelijk was voor ale door Israel gepleegde militaire acties in Libanon, met name de gepleegde mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden.

In de tweede plaats blijkt uit zowel uw betoog als de historische realiteit dienaangaande, dat de toenmalige minister van Defensie Sharon niet alleen de christen-falangisten als ”beschermers” van de Palestijnse vluchtelingenkampen heeft aangesteld, maar zelfs kennelijk de opdracht gegeven heeft deze kampen in te gaan.

Meneer/mevrouw:
Zoals u ongetwijfeld zult weten waren deze christen-falangisten, de bondgenoten van Israel in de oorlog in Libanon, de doodsvijanden van de Palestijnen.
Hen als bewakers aanstellen over een Palestijns vluchtelingenkamp of hen opdracht geven een dergelijk kamp te betreden staat gelijk aan het als bewakers aanstellen van de Taliban over een kamp met Amerikaanse krijgsgevangenen of de Noordelijke Alliantie als bewakers over Taliban-krijgsgevangenen.
Kortom, het was voor minister Sharon en de Israelische militaire top niet moeilijk in te schatten, dat een en ander weleens zou kunnen uitdraaien op een humanitaire catastrophe.

Maar het belangrijkste in dezen is wel het volgende:

Aangezien Israel nu het gehele gebied in Libanon militair controleerde en als zodanig bezettingsmacht was, golden in dezen de bepalingen van de 4e Conventie, waarvan een van de grondregels is, dat Israel als zijnde de bezettende macht HOOFD-verantwoordelijk is voor de veiligheid, het welzijn en de welvaart van de ”beschermde personen” [mensen, die leven onder een bezetting]
Hieruit volgt, dat Israel, in dezen belichaamd door minister Sharon en premier Begin, voor deze massaslachting sowieso hoofdverantwoordelijk zijn.
Hierop hebben trouwens zowel de Amerikaanse ambassadeur, officiele VN-functionnarissen en een groot aantal internationale politici Israel gewezen.

Een andere belastende factor inzake de hoofdverantwoordelijkheid van Sharon is wel deze:

Ondanks het feit, dat hij tijdens het plaatsvinden van deze genocide een groot aantal waarschuwingen heeft ontvangen van zowel Israelische officieren, Israelische journalisten, Vn-vertegenwoordigers, vertegenwoodigers van het Rode Kruis en de Amerikaanse ambassadeur heeft hij geweigerd in te grijpen.
Dit maakt zijn hoofdverantwoordelijkheid evident en is internationaalrechtelijk zeker met de desbetreffende feiten te staven.

Het is dan ook mi verbijsterend dat u niet alleen het aantal slachtoffers probeert te bagatelliseren [hoewel het aantal voor de gepleegde genocide van ondegeschikt belang is], maar vooral ook de evidente hoofdverantwoordeloijkheid van minister Sharon durft te ontkennen.

D Scebrenica:

Uw citaat:

”Screbrenica

Het drama van Sabra en Sjatilla heeft enkele overeenkomsten met dat van Srebrenica uit juli 1995. Screbrenica was een ‘veilige’ Bosnische enclave, die beschermd werd door een Nederlands bataljon van de United Nations Protection Force (UNPROFOR). Op 6 juli 1995 werd de enclave door het Bosnisch-Servische leger aangevallen en in zes dagen veroverd. Al tijdens de opmars werden moordpartijen onder de Bosnische moslims uitgevoerd, maar het merendeel van de slachtingen vond in de daarop volgende weken plaats, onder de ogen van de Nederlandse militairen, terwijl het bovendien onwaarschijnlijk is dat de gruwelen – vanwege de grootschaligheid ervan – niet bij luchtverkenningen zouden zijn opgemerkt. In die korte tijd werden naar schatting 8.000 moslims vermoord. Bij de voorbereiding werden de Serviërs zelfs geassisteerd. Zo scheidden Nederlandse soldaten mannen van hun gezinnen, waarna de mannen door de Serviërs werden afgevoerd om te worden vermoord.

Op 21 juli maakte het Nederlandse UNPROFOR-bataljon zich uit de voeten naar Zagreb.

Alhoewel informatie circuleerde over het gruwelijke lot dat de in de steek gelaten Bosnische moslims had getroffen (er waren door Nederlandse soldaten zelfs foto’s gemaakt op executieplaatsen), vond de commandant van de Nederlandse troepen, Couzy, een feestje op zijn plaats. “Terwijl de Bosniërs tot aan hun knieën in het bloed stonden, stonden de Nederlandse soldaten tot aan hun enkels in het bier, toegejuicht door kroonprins Willem Alexander, [premier] Kok en [minister van Defensie] Voorhoeve”, schreef de historicus Henri Beunders in NRC Handelsblad van 13 juli 1996.

Het heeft zoals bekend jaren geduurd voordat Nederland een onderzoek naar de gang van zaken liet instellen. En de uitkomsten daarvan zijn in alle opzichten onbevredigend gebleven.”

Einde uw citaat

Mijn commentaar:

Buitengewoon stuitend vind ik daarenboven dat u in een poging de huidige Israelische premier Sharon van schuld vrij te pleiten, zelfs een vergelijking wilt maken tussen de rol van het Israelische leger olv minister Sharon tav Sabra en Chatillah en de Nederlandse militairen in Sebrenica:

Hoewel ik het geheel met u eens ben, dat de Nederlandse militairen zich hierbij schuldig gemaakt hebben aan onacceptabele praktijken als het scheiden van mannen van vrouwen en kinderen [hetgeen impliceert, dat zij hadden kunnnen inschatten, wat het humanitaire gevolg hiervan zou zijn] en dat het mi totaal onacceptabel is geweest, dat zij het gebied verlieten en overdroegen aan de plaatselijke Servische commandanten, kunnend inschatten wat er eventueel zou gebeuren, zijn er in dezen wel duidelijke verschillen.

Sabra en Chatillah:

In de eerste plaats was er in het geval van Sabra en Chatillah sprake van het feit, dat het Israelische leger Libanon militair CONTROLEERDE en daarmee bezettende macht was, hetgeen impliceerde, dat Israel de verplichting EN de militraire potentie had de Palestijnse burgerbevolking te beschermen.
Niet alleen heeft de hoofdverantwoordelijke in dezen, minister Sharon, dit niet gedaan, nee, daarenboven liet hij het kamp bewaken door doodsvijanden van de Palestijnen, stuurde hen de kampen in nadat de Libanese tot president gekozen christelijke leider bij een bomaanslag om het leven kwam, terwijl hij van te voren de gevolgen van eventuele wraakacties had kunnen inschatten.
Daarenboven heeft hij niet laten ingrijpen terwijl de moordpartij aan de gang was, terwijl hij militair het gebied controleerde.
In de tweede plaats was Israel in Libanon aanwezig als aggressor en bezettende macht en de Nederlandse soldaten als beschermers van de plaatselijke bevolking, hetgeen hun positie totaal anders categoriseert.

Srebrenica:

De genocide van Srebrenica, hoe gruwelijk ook, kon in dezen noch op het conto van de Nederlandse troepen, noch op het conto van de Nederlandse regering geschoven worden al ben ik van mening, dat de Nederlandse regering politiek wel mede-verantwoodelijkheid draagt.
In de eerste plaats had Nederland [in tegenstelling tot Israel] geen allesverwoestende oorlog tegen het desbetreffende gebied gevoerd en was al evenmin bezettende macht, hetgeen een effectieve controle van het hele gebied uitsloot.
Bovendien bent u eveneens op de hoogte van het feit, dat er op het moment van deze gruwelijke gebeurtenissen slechts 300 Nederlandse militairen van Dutchbat gelegerd waren, die onmogelijk de Servische overmacht hadden kunnen tegenhouden.
Een deel van de Nederlandse problematiek was eveneens gelegen in het feit van het zeer beperkte VN-Mandaat [dat direct militair ingrijpen uitsloot] en het numeriek kleine aantal manschappen.
Hoewel zoals reeds door mij opgemerkt het Nederlandse batallion wel degelijk verantwoordelijkheid treft voor door mij reeds genoemde handelingen, hetgeen als zodanig, althans voor mijn gevoel te weinig onderzocht is, treft mi de grootste blaam de Nederlandse politiek, die van te voren had kunnen inschatten dat gegeven het beperkte VN mandaat en het kleine aantal Nederlandse militairen in dat gebied de Nedrelandse bescherming weinig effectief kon zijn.
Ook treft echter de VN blaam, die zo’n beperkt handelingsmandaat heeft vastgesteld, hetgeen zoals u weet in het geval van Rwanda tot gruwelijke gevolgen geleid heeft.

Een vergelijking tussen de evidente hoofdverantwoordelijkheid van Sharon voor Sabra en Chatillah en die van de Nederlandse troepen in Srebrenica is dus niet alleen grotesk, maar ook bijna ridicuul te noemen, wanneer het niet zo ernstig was.

E Uw opmerking tav NVU en Stop de Bezetting:

Uw citaat:

In het kielzog van de NVU kwamen vergelijkbare oproepen van onder andere de werkgroep ‘Stop de Bezetting’ van Gretta Duisenberg. Daarbij wordt het in de strijd werpen van grove onwaarheden opnieuw niet geschuwd. Vorige week was Duisenberg in New York, waar zij een toespraak hield op de door de VN georganiseerde International Conference of Civil Society in Support of the Palestinian People. Daar zei zij ondermeer: “Vorige week herdacht de wereld de terroristische aanslagen van 9/11, drie jaar geleden, en werd stilgestaan bij de bijna 3.000 slachtoffers. Deze week, 16 september, is het 22 jaar geleden dat door het Israelische leger een net zo barbaarse aanval werd uitgevoerd in Sabra en Sjatilla. Het aantal Palestijnse slachtoffers wordt geschat op 3.500. Deze terreurdaad stond onder toezicht van en werd goedgekeurd door generaal Ariel Sharon, de toenmalige minister van Defensie van Israel.”

Einde uw citaat:

Mijn commentaar:

Hoewel ik meen in bovenstaande commentaar voldoende te hebben aangetoond, dat er geen sprake is van ”grove onwaarheden” in de door mevrouw Duisenberg gehouden redevoering op de
door de VN georganiseerde International Conference of Civil Society in Support of the Palestinian People, staat het u uiteraard vrij hierover een andere mening te hebben, hetgeen uiteraard uw vrijheid van meningsuiting is, die ik bij dezen respecteer.

U moet zich echter in dezen goed realiseren, dat vrijheid van meningsuiting niet inhoudt vrijheid van belediging en dat de door u gedane uitspraak, waarbij u kennelijk een verband legt tussen de NVU en Stop de Bezetting, ten enenmale onacceptabel is.

Zoals u ongetwijfeld weet is de NVU een fascistisch-racistische organisatie, die mensen als minder ziet, uitsluit en minder rechten toekent op grond van hun andere vaak ”allochtone” afkomst
[Zoals u ongetwijfeld zult weten zijn met name na 11 september veelal ”moslims” het doelwit zoals in de zeventiger jaren de Surinamers, tot welke nationale afkomst ik behoor, in de tachtiger jaren de Turken en Marokkanen en begin negentiger jaren de Antillianen en ”asielzoekers” in het algemeen, zie Pim Fortuyn], maar ook op grond van hun Joodse komaf.
U weet beter dan ik dat dergelijke fascistische organisaties veelal sterk anti-semitisch zijn georienteerd.
Stop de Bezetting echter is een initiatiefgroep, die is ontstaan uit onvrede met de reeds 37 jaar durende Israelische bezetting van de Palestijnse gebieden [de Westelijke Jordaanoever, het Gaza-gebied en Oost-Jeruzalem] ondanks de in 1967 aangenomen VN-Veiligheidsraadsresolutie 242, die Israel ertoe opriep zich uit de in de juni-oorlog in 1967 veroverde gebieden waaronder de Palestijnse, terug te trekken.
Stop de Bezetting wil, dat Israel de resoluties mbt tot het Midden-Oostenconflict respecteert en naleeft, met name resolutie 242.

Er is echter in een aantal pro-Israelische kringen, zowel Joodse en niet-joodse, de neiging iedere kritiek op Israel te beschouwen als anti-semitisch.
Niet alleen bagatelliseert een en ander het werkelijke zeer ernstige karakter van het echte anti-semitisme [een racistische afkeer van Joodse mensen en hun gebruiken, zich niet zelden uitend in volstrekt onacceptabele bijandige handelingen, daden en geschriften], daarenboven maakt het geen onderscheid tussen Joodse mensen in het algemeen en het politeik-miolitaire optreden van Israel als Staat in het byzonder.

Israel is een staat met aan een Staat eigen politiek-militaire aspiraties en is net zozeer gehouden aan naleving van het Internationaal Recht als iedere andere Staat.
Kritiek op het militair-politieke optreden van de Staat Israel gelijkstellen met anti-semitisme komt op hetzelfde neer als kritiek op het vroegere militair-politieke optreden van Bouterse gelijkstellen aan racisme.

Zoals u ongetwijfeld zult weten is er ook in Joodse kring groeiend kritiek op Israel’s optreden en zijn er ook diverse Joodse anti-zionistische verenigingen, ook vanuit religieuze hoek [http://www.netureikarta.org], maar daarvoor voer de discussie hier te ver.

Trouwens, zoals u weet is ook vanuit Israel zelf de kritiek op het regeringsoptreden aanwezig:

http://www.gush-shalom.org
http://www.phr.org.il
http://www.btselem.org
http://www.stopthetorture.org, om maar enkele websites die u ongetwijfeld bekend zijn, te noemen.

U zou mij dus zeer verplichten zo vriendelijk te zijn een organisatie als Stop de Bezetting, waarmee u het al dan niet eens mag zijn, niet in een adem te noemen met notoire fascisten.

Ik hoop u langs deze weg mijn standpunt tav uw nieuwsbrief nader te hebben toegelicht.
Hoewel u voor verder commentaar uiteraard bij mij terecht kunt, wil ik u er wel op attent maken, dat mijn tijd zeer beperkt is, dus dat ik nog slechts zeer kort op een eventuele reactie uwerzijds kan reageren.

Vriendelijke groeten
Astrid Essed
astridessed@hotmail.com


P/S Voor andere bronnen ivm de verantwoordelijkheid voor de toenmalige minister van Defensie Sharon verwijs ik u o.a. naar Amnesty International [http://www.amnesty.org], Human Rights Watch [http://www.hrw.org], het rapport van de Commissis Kahane en diverse VN-rapporten en verklaringen van zowel Israelische officieren, journalisten en de toenmalige Amerikaanse ambassadeur.






Documentatie Israel > Israel Nieuwsbrief 2004
CIDI Israel Nieuwsbrief 2004

https://www.cidi.nl/niet-sharon-maar-christelijke-milities-waren-verantwoordelijk-voor-sabra-en-shatilla/

Artikel – 22 september 2004
Niet Sharon, maar christelijke milities waren verantwoordelijk voor Sabra en Shatilla
In het kielzog van de NVU kwamen vergelijkbare oproepen van onder andere de werkgroep ‘Stop de Bezetting’ van Gretta Duisenberg. Daarbij wordt het in de strijd werpen van grove onwaarheden opnieuw niet geschuwd. Vorige week was Duisenberg in New York, waar zij een toespraak hield op de door de VN georganiseerde International Conference of Civil Society in Support of the Palestinian People. Daar zei zij ondermeer: “Vorige week herdacht de wereld de terroristische aanslagen van 9/11, drie jaar geleden, en werd stilgestaan bij de bijna 3.000 slachtoffers. Deze week, 16 september, is het 22 jaar geleden dat door het Israelische leger een net zo barbaarse aanval werd uitgevoerd in Sabra en Sjatilla. Het aantal Palestijnse slachtoffers wordt geschat op 3.500. Deze terreurdaad stond onder toezicht van en werd goedgekeurd door generaal Ariel Sharon, de toenmalige minister van Defensie van Israel.”

Wat gebeurde er werkelijk, 22 jaar geleden?

Operatie Vrede voor Galilea

Op 6 juni 1982 vielen Israelische troepen Zuid-Libanon binnen, met het doel de opbreking van de terroristische infrastructuur van de PLO, die er een staat-in-een-staat had gesticht. Operatie ‘Vrede voor Galilea’ was in militair opzicht een groot succes. Na een week was Zuid-Libanon geheel in Israelische handen, was de Syrische bezettingsmacht in Oost-Libanon verslagen en hadden de PLO-eenheden zich in de havenstad Beiroet teruggetrokken. In de noordelijke en oostelijke sectoren vond het Israelische leger aansluiting met zijn christelijk-Libanese bondgenoten. Beiroet werd aan alle kanten omsingeld, maar desondanks weigerde de PLO zich over te geven.


De situatie in Beiroet, juli 1982
Na een beleg van een maand ging de PLO-leiding op 14 augustus alsnog akkoord met de eis dat alle Palestijnse milities het land zouden verlaten. De evacuatie was op 30 augustus grotendeels voltooid; op die dag scheepte ook Jasser Arafat in en vertrok met zijn trouwste eenheden onder een internationaal vrijgeleide naar Tunis. Enkele duizenden PLO-strijders (met verschillende nationaliteiten) bleven echter in Libanon achter, het merendeel van hen in de Palestijnse wijken – voorheen vluchtelingenkampen – van Beiroet: Sabra, Sjatilla en Bourj Al-Brajneh.

Het vertrek van de PLO-hoofdmacht werd gevolgd door een wachtperiode, waarin het Israelische leger niet alle delen van de Libanese hoofdstad bezette. Ook de Palestijnse stadswijken werden omsingeld, maar niet ingenomen.

Op 14 september kwam de nog maar net tot president gekozen christelijke leider Bashir Gemayel bij een bomaanslag om het leven. Het Israelische leger was genoodzaakt West-Beiroet binnen te trekken teneinde chaos en geweld te voorkomen. Twee dagen later gaf het Israelische opperbevel de christelijke strijdkrachten opdracht Sabra en Sjatilla binnen te trekken en van achtergebleven terreurnesten te zuiveren. Er werd echter een massaslachting aangericht, uit wraak voor de moord op Gemayel. Volgens Libanese bronnen kwamen bij de actie 474 mensen om het leven, waarvan het grootste deel non-combattanten. De Libanese dodenlijst: Palestijnen: 313 mannen, 8 vrouwen en 7 kinderen. Libanezen (moslims): 98 mannen, 8 vrouwen en 2 kinderen. Buitenlandse mannen (aan de PLO toegevoegde manschappen): 21 Iraniërs, 7 Syriërs, 3 Pakistani en 2 Algerijnen.

Israelische bronnen spreken overigens van tussen de 700 en 800 dodelijke slachtoffers.

Kahanecommissie

De massamoord leidde tot grootschalige protesten vanuit de Israelische bevolking. Op 28 september besloot de Israelische regering een diepgaand onderzoek naar de gang van zaken in Beiroet te laten instellen. De ‘Commissie Kahane’ kwam op 8 februari 1983 met een rapport waarin werd vastgesteld dat Israelische eenheden of individuen geen directe verantwoordelijkheid voor het bloedbad droegen. Wel werd Israelische topfunctionarissen, waaronder minister van Defensie Sharon en chef-staf Rafael Eitan, indirecte verantwoordelijkheid verweten, omdat zij zich hadden moeten realiseren dat een wraakactie van de christelijke Falangisten voor de hand lag. Sharon kreeg voorts het verwijt dat humanitaire overwegingen bij hem kennelijk geen rol hadden gespeeld. De commissie beval aan dat Sharon zou aftreden en niet opnieuw in de functie van minister van Defensie zou dienen. Dat advies werd uitgevoerd.

Aan de andere kant stelt het rapport: “Wij zeggen niet dat het besluit om de Falangisten de kampen binnen te laten onder geen enkel beding had moeten worden genomen en dat het geheel ongerechtvaardigd was.”

Uit het rapport (zie de CIDI site) blijkt voorts dat Israelische militairen niet precies hebben kunnen zien wat zich in de steegjes van Sabra en Sjatilla afspeelde en dat communicatiefouten hebben bijgedragen aan het pas later bekend worden van de werkelijke situatie. Feit blijft dat de gevechten en moordpartijen twee dagen hebben geduurd, terwijl vooruitgeschoven eenheden van het Israelische leger zich op een steenworp afstand bevonden. Tijdens de nachtelijke uren van het drama werden de Falangisten door Israelische militairen met lichtgranaten bijgelicht.

Interessant is nog de rol van Elie Hobeika, chef van de inlichtingendienst van de Libanese christenen. Die zou in de middag van 16 september, nog voor de Falangisten Sabra en Sjatilla binnentrokken, van Sharon opdracht hebben gekregen zijn mannen in de hand te houden. In plaats daarvan beval Hobeika hen een slachting uit te voeren. Later bleek dat hij een dubbelagent was van de Syrische inlichtingendienst. Volgens een van zijn medewerkers, Robert Hatem, had Hobeika de bedoeling gehad Israels reputatie wereldwijd te bezoedelen. Dat effect werd bereikt en bovendien leidde het drama tot een nieuwe situatie op de grond: Israel werd gedwongen zich uit de regio Beiroet terug te trekken.

Hoe het precies zat zullen wij nooit weten. Op 24 januari 2002 kwam Hobeika bij een bomaanslag om het leven.

Screbrenica

Het drama van Sabra en Sjatilla heeft enkele overeenkomsten met dat van Srebrenica uit juli 1995. Screbrenica was een ‘veilige’ Bosnische enclave, die beschermd werd door een Nederlands bataljon van de United Nations Protection Force (UNPROFOR). Op 6 juli 1995 werd de enclave door het Bosnisch-Servische leger aangevallen en in zes dagen veroverd. Al tijdens de opmars werden moordpartijen onder de Bosnische moslims uitgevoerd, maar het merendeel van de slachtingen vond in de daarop volgende weken plaats, onder de ogen van de Nederlandse militairen, terwijl het bovendien onwaarschijnlijk is dat de gruwelen – vanwege de grootschaligheid ervan – niet bij luchtverkenningen zouden zijn opgemerkt. In die korte tijd werden naar schatting 8.000 moslims vermoord. Bij de voorbereiding werden de Serviërs zelfs geassisteerd. Zo scheidden Nederlandse soldaten mannen van hun gezinnen, waarna de mannen door de Serviërs werden afgevoerd om te worden vermoord.

Op 21 juli maakte het Nederlandse UNPROFOR-bataljon zich uit de voeten naar Zagreb.

Alhoewel informatie circuleerde over het gruwelijke lot dat de in de steek gelaten Bosnische moslims had getroffen (er waren door Nederlandse soldaten zelfs foto’s gemaakt op executieplaatsen), vond de commandant van de Nederlandse troepen, Couzy, een feestje op zijn plaats. “Terwijl de Bosniërs tot aan hun knieën in het bloed stonden, stonden de Nederlandse soldaten tot aan hun enkels in het bier, toegejuicht door kroonprins Willem Alexander, [premier] Kok en [minister van Defensie] Voorhoeve”, schreef de historicus Henri Beunders in NRC Handelsblad van 13 juli 1996.

Het heeft zoals bekend jaren geduurd voordat Nederland een onderzoek naar de gang van zaken liet instellen. En de uitkomsten daarvan zijn in alle opzichten onbevredigend gebleven

EINDE CIDI ARTIKEL

EINDE ARTIKEL ASTRID ESSED EN AANGEHECHT HET GEWRAAKTE CIDI ARTIKEL

Reacties uitgeschakeld voor Open Brief aan het Cidi over de verantwoordelijkheid van Sharon voor de massamoord in Sabra en Shatila

Opgeslagen onder Divers

[Letters from Brussels/Column Abou Jahjah]/Begraven op zee

 

 

BEGRAVEN OP ZEE


Toen ik je zag, in je eeuwige bad, vlottend in je slaap, in je eeuwige wieg, dacht ik dat je moe was en aan het rusten. Ik zag mijn dochter in jou, en dacht: je bent moe, mijn meisje, daarom ben je in slaap gevallen met je kleren aan. Geel en groen en rood, kleuren van de regenboog, zo mooi, als een bloem in de zee, zo mooi maar moe, zo moe.

 

 

Verder lezen

Reacties uitgeschakeld voor [Letters from Brussels/Column Abou Jahjah]/Begraven op zee

Opgeslagen onder Divers