Noten 1 t/m 15 bij ”Historicus Piet Emmer en de Westerse slavernij”

[1]

WIKIPEDIATRANSATLANTISCHE SLAVENHANDEL
https://nl.wikipedia.org/wiki/Trans-Atlantische_slavenhandel#:~:text=De%20trans%2DAtlantische%20slavenhandel%20was,naar%20Amerika%2C%20bedreven%20door%20Europeanen.&text=Tegen%201700%20werden%20vijftigduizend%20slaven,beter%20in%20evenwicht%20te%20krijgen.

IS GESCHIEDENISDE TRANS-ATLANTISCHE SLAVENHANDEL

Op de koloniale plantages van het Amerikaanse continent waren arbeidskrachten nodig. De oorspronkelijke bevolking bleek hiervoor niet geschikt. Slaven uit Afrika wel. De geschiedenis van de Nederlandse Trans-Atlantische slavenhandel.

Vanaf de zestiende eeuw was de handel in Afrikaanse slaven in Portugese en Spaanse handen. Nadat de macht van deze landen afnam groeide de Nederlandse en Engelse slavenhandel.

De Nederlandse situatie in 17de en 18de eeuw

Monogram van de West-Indische-CompagnieNederland is rond 1600 in oorlog met Spanje. Er was sprake van een handelsoorlog met Spanje maar ook met Engeland. In 1621 werd de Geoctroyeerde West-Indische Compagnie opgericht. Handelsondernemingen fuseerden tot één compagnie met een monopolie (octrooi) op de Nederlandse slavenhandel.

Aanvankelijk was het laten zinken van Spaanse schepen en het inpikken van de ladingen de voornaamste bezigheid. Dit werd kaapvaart genoemd. Eén van de bekendste successen was de ‘Zilvervloot’ van Piet Hein. In 1648 werd vrede gesloten met Spanje, de vrede van Münster. De kaapvaart hield op en de West-Indische Compagnie richtte zich op de (slaven)handel.

Naast kaapvaart en handel werden ook gebieden veroverd. De door Europeanen ingepikte gebieden verwisselden regelmatig van eigenaar. In 1630 werd Brazilië veroverd op de Portugezen en in 1654 veroverden deze het gebied weer terug. In 1634 werd Curaçao ingenomen en de Spanjaarden weggestuurd. Suriname werd in 1667 van de Engelsen afgepakt.

Met de vrede van Breda op 31 juli 1667 eindigden de handelsoorlogen met Engeland. Nederland mocht Suriname houden in ruil voor Nieuw-Amsterdam.

In 1730 werd het octrooi van de West-Indische Compagnie op de slavenhandel verlengd. Er wordt fel tegen dit monopolie geprotesteerd. Vooral vanuit Zeeland is behoefte aan vrije handel. Vanaf 1713 ging het echter slechter met de Nederlandse slavenhandel. De Engelse concurrentie was te groot. De West-Indische Compagnie gaf in 1737 het monopolie op. Vanaf dan mocht iedereen in slaven handelen. De compagnie eindigt in 1791.

De slavenhandel bleef doorgaan tot de Nederlandse regering dit in 1814 verbood. Het houden van slaven werd in 1863 verboden. Voor Engeland gold dit al vanaf 1834. Denemarken schafte de slavernij af in 1803, Frankrijk in 1848, Portugal in 1869, Spanje in 1886, de Verenigde Staten in 1865 en Brazilië in 1888

De reis van een WIC-schip

Vanuit Nederland voeren de schepen met goederen naar de vele slavenforten aan de westkust van Afrika. De slavenforten waren verzamelpunten waar de Afrikaanse handelaren de slaven naar toe brachten. De Nederlanders ruilden hun wapens en goederen voor slaven. De concurrentie in deze ruilhandel was groot en de Afrikaanse handelaren waren niet snel tevreden.

Vanuit Afrika voeren de schepen met de slaven naar Amerika. Na de verovering van Curaçao werd dit eiland steeds meer de plek waar de slaven verzameld en opgelapt werden. Van daaruit werden ze verkocht en verder verscheept naar omringende gebieden. De schepen voeren naar Nederland terug met aan boord producten als suiker, koffie, tabak, kleurstoffen, goud en ivoor. Vanwege de route, een driehoek, werden deze reizen driehoeksvaart genoemd.

De slaven waren winstgevende handelswaar. Bij de inkoop keek men goed naar gezondheid en fysiek welzijn. Het was in het belang van de handelaar dat de slaven in goede staat de tocht overleefden. Om zoveel mogelijk slaven te vervoeren werd in het schip een extra dek gebouwd, de ‘koebrug’. Dit dek kon op de terugweg weer weggehaald worden om plaats te maken voor andere lading. De koebrug was laag. Men kon alleen liggen.

Op een oppervlak van 5 bij 25 meter werden ongeveer driehonderd personen gestopt. Ongeveer 15 procent overleefde de tocht niet. De omstandigheden van de bemanning was niet veel beter. Hitte en tropische ziektes eisten hun tol. Van vers voedsel was geen sprake en bedorven water werd gezeefd gedronken. De bemanning werd streng gestraft voor begane misdrijven.

De oversteek duurde zes weken, maar een schip haalde zijn slaven vaak op meerdere plekken. Voor slaven was de echte reistijd veel langer. Soms zelfs vier maanden.

~ Ymelda van Duin

EINDE ARTIKEL

WIKIPEDIA

SLAVERNIJ/WESTERSE SLAVERNIJ (CA. 1500-1900)

https://nl.wikipedia.org/wiki/Slavernij#Westerse_slavernij_(ca._1500%E2%80%931900)

ORIGINELE BRON

WIKIPEDIA

SLAVERNIJ

https://nl.wikipedia.org/wiki/Slavernij

WEBSITE ASTRID ESSED OVER SLAVERNIJ

https://www.astridessed.nl/?s=Slavernij

[2]

CRIMES AGAINST HUMANITY

BACKGROUND

It is not clear in which context the term “crimes against humanity” was first developed. Some scholars[1] point to the use of this term (or very similar terms) as early as late eighteenth and early nineteenth century, particularly in the context of slavery and the slave trade, and to describe atrocities associated with European colonialism in Africa and elsewhere such as, for example, the atrocities committed by Leopold II of Belgium in the Congo Free State. Other scholars[2] point to the declaration issued in 1915 by the Allied governments (France, Great Britain and Russia) condemning the mass killing of Armenians in the Ottoman Empire, to be the origin of the use of the term as the label for a category of international crimes.

Since then, the notion of crimes against humanity has evolved under international customary law and through the jurisdictions of international courts such as the International Criminal Court, the International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia and the International Criminal Tribunal for Rwanda. Many States have also criminalized crimes against humanity in their domestic law; others have yet to do so.

Crimes against humanity have not yet been codified in a dedicated treaty of international law, unlike genocide and war crimes, although there are efforts to do so. Despite this, the prohibition of crimes against humanity, similar to the prohibition of genocide, has been considered a peremptory norm of international law, from which no derogation is permitted and which is applicable to all States.

UNITED NATIONS

OFFICE ON GENOCIDE PREVENTION AND THE RESPONSIBILITY

TO PROTECT

https://www.un.org/en/genocideprevention/crimes-against-humanity.shtml

[3]

” Article 7 

Crimes against humanity 

1. For the purpose of this Statute, “crime against humanity” means any of the following acts when committed as part of a widespread or systematic attack directed against any civilian population, with knowledge of the attack: 

(a) Murder; (b) Extermination; 

(c) Enslavement; 

(d) Deportation or forcible transfer of population;

……

…..

ROME STATUTE OF THE INTERNATIONAL CRIMINAL COURT

https://www.icc-cpi.int/resource-library/Documents/RS-Eng.pdf

[4]

Article 4

No one shall be held in slavery or servitude; slavery and the slave trade shall be prohibited in all their forms.

UNIVERSAL DECLARATION OF HUMAN RIGHTS

https://www.un.org/en/about-us/universal-declaration-of-human-rights

[5]

”Whereas the signatories of the General Act of the Brussels Conference of 1889-90 declared that they were equally animated by the firrn intention of putting an end to the traffic in African slaves,

Whereas the signatories of the Convention of Saint-Germain-en-Laye of 1919, to revise the General Act of Berlin of 1885 and the General Act and Declaration of Brussels of 1890, affirmed their intention of securing the complete suppression of slavery in all its forms and of the slave trade by land and sea,

Taking into consideration the report of the Temporary Slavery Commission appointed by the Council of the League of Nations on June 12th, 1924,

Desiring to complete and extend the work accomplished under the Brussels Act and to find a means of giving practical effect throughout the world to such intentions as were expressed in regard to slave trade and slavery by the signato ries of the Con ven tion of Sain t-Germain-en-Laye, and recognising that it is necessary to conclude to that end more detailed arrangements than are contained in that Convention,

Considering, moreover, that it is necessary to prevent forced labour from developing into conditions analogous to slavery, lIave decided to conclude a Convention and have accordingly appointed as their Plenipotentiaries [names omitted]

… have agreed as follows:

Article I

For the purpose of the present Convention, the following definitions are agreed upon:

(I) Slavery is the status or condition of a person over whom any or all of the powers attaching to the right of ownership are exercised.

(2) The slave trade includes all acts involved in the capture, acquisition or disposal of a person with intent to reduce him to slavery; all acts involved in the acquisition of a slave with a view to selling or exchanging him; all acts of disposal by sale or exchange of a slave acquired with a view to being sold or exchanged, and, in general, every act of trade or transport in slaves.

Article 2

The High Contracting Parties undertake, each in respect of the territories placed under its sovereignty, jurisdiction, protection, suzerainty or tutelage, so far as they have not already taken the necessary steps:

(a) To prevent and suppress the slave trade;

(b) To bring about, progressively and as soon as possible, the complete abolition of slavery in all its forms.

Article 3

The High Contracting Parties undertake to adopt all appropriate measures with a view to preventing and suppressing the embarkation, disembarkation and transport of slaves in their territorial waters and upon all vessels flying their respective flags.

The High Contracting Parties undertake to negotiate as soon as possible a general Convention with regard to the slave trade which wi11 give them rights and impose upon them duties of the same nature as those provided for in the Convention of June 1 7th, 1925, relative to the International Trade in Arms (Articles 12, 20, 21, 22, 23, 24 and paragraphs 3, 4 and 5 of Section II of Annex II), with the necessary adaptations, it being understood that this general Convention will not place the ships (even of small tonnage) of any High Contracting Parties in a position different from that of the other High Contracting Parties.

It is also understood that, before or after the coming into force of this general Convention, the High Contracting Parties are entirely free to conclude between themselves, without, however, derogating from the principles laid down in the preceding paragraph, such special agreements as, by reason of their peculiar situation, might appear to be suitable in order to bring about as soon as possible the complete disappearance of the slave trade.

Article 4

The High Contracting Parties shall give to one another every assistance with the object of securing the abolition of slavery and the slave trade.

Article 5

The High Contracting Parties recognise that recourse to compulsory or forced labour may have grave consequences and undertake, each in respect of the territories placed under its sovereignty, jurisdiction, protection, suzerainty or tutelage, to take all necessary measures to prevent compulsory or forced labour from developing into conditions analogous to slavery.

It is agreed that:

(1) Subject to the transitional provisions laid down in paragraph(2) below, compulsory or forced labour may only be exacted for public purposes.

(2) In territories in which compulsory or forced labour for other than public purposes still survives, the High Contracting Parties shall endeavour progressively and as soon as possible to put an end to the practice. So long as such forced or compulsory labour exists, this labour shall invariably be of an exceptional character, shall always receive adequate remuneration, and shall not involve the removal of the labourers from their usual place of residence.

(3) In all cases, the responsibility for any recourse to compulsory or forced labour shall rest with the competent central authorities of the territory concerned.

Article 6

Those of the High Contracting Parties whose laws do not at present make adquate provision for the punishment of infractions of laws and regulations enacted with a view to giving effect to the purposes of the present Convention undertake to adopt the necessary measures in order that severe penalties may be imposed in respect of such infractions.

Article 7

The High Contracting Parties undertake to communicate to each other and to the Secretary-General of the League of Nations any laws and regulations which they may enact with a view to the application of the provisions of the present Convention.

Article 8

The High Contracting Parties agree that disputes arising between them relating to the interpretation or application of this Convention shall, if they cannot be settled by direct negotiation, be referred for decision to the Permanent Court of International Justice. In case either or both of the States Parties to such a dispute should not be Parties to the Protocol of December 1 6th, 1920, relating to the Permanent Court of International Justice, the dispute shall be referred, at the choice ofthe Parties and in accordance with the constitutional procedure of each State, either to the Permanent Court of International Justice or to a court of arbitration constituted in accordance with the Convention of October 18th, 1907, for the Pacific Settlement of International Disputes, or to some other court of arbitration.

Article 9

At the time of signature or of ratification or of accession, any High Contracting Party may declare that its acceptance of the present Convention does not bind some or all of the territories placed under its sovereignty, jurisdiction, protection, suzerainty or tutelage in respect of all or any provisions of the Convention; it may subsequently accede separately on behalf of any one of them or in respect of any provision to which any one of them is not a Party.

Article 10

In the event of a High Contracting Party wishing to denounce the present Convention, the denunciation shall be notified in writing to the SecretaryGeneral of the League of Nations, who will at once communicate a certified true copy of the notification to all the other High Contracting Parties, informing them of the date on which it was received.

The denunciation shall only have effect in regard to the notifying State, and one year after the notification has reached the Secretary-General of the League of Nations.

Denunciation may also be made separately in respect of any territory placed under its sovereignty, jurisdiction, protection, suzerainty or tutelage.

Article 11

The present Convention, which will bear this day’s date and of which the French and English texts are both authentic, wi11 remain open for signature by the States Members of the League of Nations until April Ist, 1927.

The Secretary-General of the League of Nations will subsequently bring the present Convention to the notice of States which have not signed it, including States which are not Members of the League of Nations, and invite them to accede thereto.

A State desiring to accede to the Convention shall notify its intention in writing to the Secretary-General of the League of Nations and transmit to him the instrument of accession, which shall be deposited in the archives of the League.

The Secretary-General shall immediately transmit to all the other High Contracting Parties a certified true copy of the notification and of the instrument of accession, informing them of the date on which he received them.

Article 12

The present Convention will be ratified and the instruments of ratification shall be deposited in the office of the Secretary-General of the League of Nations. The Secretary-General will inform all the High Contracting Parties of such deposit.

The Convention will come into operation for each State on the date ofthe deposit of its ratification or of its accession.

IN FAITH WHEREOF the Plenipotentiaries signed the present Convention.

DONE at Geneva the twenty-fifth day of September, one thousand nine hundred and twenty-six, in one copy, which will be deposited in the archives of the League of Nations. A certified copy shall be forwarded to each signatory State.”

SLAVERY, SERVITUDE, FORED LABOUR AND SIMILAR INSTITUTIONS

AND PRACTICES CONVENTION OF 1926 (SLAVERY CONVENTION OF 

1926) 

http://hrlibrary.umn.edu/instree/f1sc.htm

[6]

WIKIPEDIA

KETIKOTI

https://nl.wikipedia.org/wiki/Ketikoti

TOESPRAAK FEMKE HALSEMA TIJDENS KETI KOTI, DE NATIONALE HERDENKING VAN DE AFSCHAFFING VAN DE SLAVERNI

https://www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/college/burgemeester/speeches/toespraak-burgemeester-halsema-tijdens-0/

Frimangron, ‘land van vrije mensen’.
Was de naam van de plek, tussen Paramaribo en de plantages, waar in de achttiende eeuw vrije Afro-Surinamers gingen wonen.
Deze voormalige slaafgemaakten werden vrijgelaten omdat het systeem, met geweld alleen, niet vol was te houden, schrijft de Leidse historicus Karwan Fatah-Black.
Ze kregen een sprankje hoop, valse hoop, om een systeem van racistische onderdrukking in stand te kunnen houden.

Tot 1863, toen de slavernij werd afgeschaft. Of, zoals het thema van de herdenking dit jaar luidt, men begon aan ‘een lange weg omhoog’. Want ook toen bleek de vrijheid voor velen slechts valse hoop: tot 1873 werden slaven gedwongen om op de plantages te blijven werken.

Vrijheid verloedert snel tot valse hoop als er geen wezenlijke gelijkheid is.

Valse hoop leidde 50 jaar geleden tot het grote verzet in Willemstad van zwarte arbeiders tegen het koloniale bestuur. Het was het begin van Afro-Curaçaos zelfbewustzijn.

Valse hoop was er ook voor de nazaten van slaafgemaakten. Toen de eerste Surinamers en Antillianen naar Amsterdam kwamen werden ze uit een aantal stadswijken geweerd. Een deel van de stad bleef gesloten voor hen.
En discriminatie op de arbeidsmarkt is er tot de dag van vandaag. Het moeilijkste te verteren is nog wel dat de mensen die opstaan tegen uitsluiting en racisme nog altijd te maken krijgen met haat en bedreigingen.
Een lange, maar ook een langzame weg omhoog.

En dat geldt ook voor de omgang met de geschiedenis van Amsterdam. De stad waar koopmannen verdienden aan de handel in mensen en investeerden in plantages. De stad die één van de drie eigenaren was van de Sociëteit Suriname, het bedrijf dat de kolonie bestuurde tot het einde van de achttiende eeuw. Of zoals een onderzoeker al in de achttiende eeuw concludeerde: in de stad was er niemand die geen stuk brood verdiende aan de slavernij.

Ook Amsterdam heeft een lange weg omhoog te gaan. Door de betekenis van slavernij in de lokale economie te onderzoeken, door een slavernijmuseum in het leven te roepen. En door verantwoordelijkheid te nemen.

Dat is niet alleen gerechtigheid voor de slachtoffers en hun nazaten, dat komt ook voort uit het besef dat we als stad incompleet zijn als we onze eigen geschiedenis niet kennen, als we de meest beschamende delen van onze geschiedenis ontkennen of onderbelichten.

De komende jaren willen wij een sprong maken.
De stad groeit. Er komen woningen bij, sociale en culturele voorzieningen, plekken voor ondernemers en kunstenaars. We bouwen en breiden uit.

En in onze groeiende stad moeten nieuwe verhalen, nieuwe herinneringen hun centrale plek kunnen vinden. Ook als ze pijnlijk zijn.
Niet als de herinneringen van een Afro-Caribische gemeenschap die worstelt met hoop en valse hoop. Maar als het cultuurgoed van alle Amsterdammers. Dat zijn de verschrikkingen die tijdens keti-koti worden herdacht, maar het zijn ook de verhalen over de helden die het verzet tegen slavernij hebben geleid en de pioniers die aan zelfbewustzijn hebben gewerkt. In Suriname, op de eilanden en in Nederland.

Wij willen samen de weg omhoog gaan. Zodat Amsterdamse jongeren nieuwe rolmodellen en iconen leren kennen. Uit heden en verleden. Niet alleen in de musea en de geschiedenisboekjes, maar op school, tijdens herdenkingen, bij vieringen en in onze publieke ruimte.
Binnenkort zal een nieuwe wijk op IJburg – centrumeiland – worden vernoemd naar diegenen die een leven lang hebben gevochten tegen kolonialisme en slavernij in Indonesië, op de Antillen en in Suriname. Maria Ulfah, feministe en rechtsgeleerde uit Indonesië, Otto en Hermina Huiswoud, de Surinaamse activisten, Frank Martinus Arion, Curaçaose schrijver en pleitbezorger van dit monument. En vele anderen.

Wij willen dat Amsterdam ieders stad wordt. Waarvan we de geschiedenis delen, onderzoeken en dan berouwen.
Een stad van gelijkwaardige en werkelijk vrije mensen.

Dank u wel.

EINDE TOESPRAAK

YOUTUBE.COM

STRATEN CENTRUM EILAND WORDEN VERNOEMD NAAR STRIJDERS TEGEN SLAVERNIJ

TRANSCRIPTIE
TEKST
Excellenties, dames en heren, Geachte aanwezigen,

Frimangron, ‘land van vrije mensen’.
Was de naam van de plek, tussen Paramaribo en de plantages, waar in de achttiende eeuw vrije Afro-Surinamers gingen wonen.
Deze voormalige slaafgemaakten werden vrijgelaten omdat het systeem, met geweld alleen, niet vol was te houden, schrijft de Leidse historicus Karwan Fatah-Black.
Ze kregen een sprankje hoop, valse hoop, om een systeem van racistische onderdrukking in stand te kunnen houden.

Tot 1863, toen de slavernij werd afgeschaft. Of, zoals het thema van de herdenking dit jaar luidt, men begon aan ‘een lange weg omhoog’. Want ook toen bleek de vrijheid voor velen slechts valse hoop: tot 1873 werden slaven gedwongen om op de plantages te blijven werken.

Vrijheid verloedert snel tot valse hoop als er geen wezenlijke gelijkheid is.

Valse hoop leidde 50 jaar geleden tot het grote verzet in Willemstad van zwarte arbeiders tegen het koloniale bestuur. Het was het begin van Afro-Curaçaos zelfbewustzijn.

Valse hoop was er ook voor de nazaten van slaafgemaakten. Toen de eerste Surinamers en Antillianen naar Amsterdam kwamen werden ze uit een aantal stadswijken geweerd. Een deel van de stad bleef gesloten voor hen.
En discriminatie op de arbeidsmarkt in onze samenleving is er tot de dag van vandaag. En het moeilijkste te verteren is nog wel dat de mensen die opstaan tegen uitsluiting en racisme nog altijd te maken krijgen met haat en bedreigingen.
Het is een  lange, maar ook een langzame weg omhoog.

En dat geldt ook voor de omgang met de geschiedenis van Amsterdam. De stad waar koopmannen verdienden aan de handel in mensen en investeerden in plantages. De stad die één van de drie eigenaren was van de Sociëteit Suriname, het bedrijf dat de kolonie bestuurde tot het einde van de achttiende eeuw. Of zoals een onderzoeker al in de achttiende eeuw concludeerde: in Amsterdam was er niemand die geen stuk brood verdiende aan de slavernij.

Ook Amsterdam heeft een lange weg omhoog te gaan. Door de betekenis van slavernij in de lokale economie te onderzoeken, door een Nationaal slavernijmuseum in het leven te roepen binnen onze stadsgrenzen. En door onze verantwoordelijkheid te nemen.

Dat is niet alleen gerechtigheid voor de slachtoffers en hun nazaten, dat komt ook voort uit het besef dat we als stad incompleet zijn als we onze eigen geschiedenis niet kennen, als we de meest beschamende delen van onze geschiedenis ontkennen of onderbelichten.

De komende jaren willen wij een sprong maken.
Onze stad groeit. Er komen woningen bij, sociale en culturele voorzieningen, plekken voor ondernemers, mensen, kunstenaars. We bouwen, we  breiden uit.

En in onze groeiende stad moeten nieuwe verhalen, nieuwe herinneringen hun centrale plek gaan vinden. Ook als ze pijnlijk zijn.
En niet alleen als de herinneringen van een Afro-Caribische gemeenschap die worstelt met hoop en valse hoop. Maar als het cultuurgoed van alle Amsterdammers. En dat zijn de verschrikkingen die tijdens keti-koti worden herdacht, maar het zijn ook de verhalen over de helden die het verzet tegen slavernij hebben geleid en de pioniers die aan zelfbewustzijn hebben gewerkt. In Suriname, op de eilanden en in Nederland.

Wij willen samen de weg omhoog gaan. Zodat Amsterdamse jongeren nieuwe rolmodellen en iconen leren kennen. Uit heden en verleden. En niet alleen in de musea en de geschiedenisboekjes, maar op school, tijdens herdenkingen, bij vieringen en in onze publieke ruimte.
Binnenkort zal een nieuwe wijk op IJburg – centrumeiland – worden vernoemd naar diegenen die een leven lang hebben gevochten tegen kolonialisme en slavernij in Indonesië, op de Antillen en in Suriname. Maria Ulfah, feministe en rechtsgeleerde uit Indonesië, Otto en Hermina Huiswoud, de Surinaamse activisten, Frank Martinus Arion, Curaçaose schrijver en pleitbezorger van dit monument. En vele, vele anderen.

Wij willen dat Amsterdam ieders stad is. Waarvan we de geschiedenis delen, onderzoeken en dan berouwen.
Een stad van gelijke en werkelijk vrije mensen.

Dank u wel

EINDE TOESPRAAK

[7]

TROUWWIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM22 JUNI 2021
https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/opinie-wie-een-beperkte-blik-op-de-slavernij-wil-spoede-zich-naar-het-rijksmuseum~b5f49fd6/?utm_source=link&utm_medium=social&utm_campaign=shared_earned

Dat slavernij overal in de wereld voorkwam lijkt het Rijksmuseum niet te interesseren. De bezoeker krijgt de indruk dat de slavenhandel en slavernij voornamelijk Europese erfzonden zijn.

De met veel tamtam aangekondigde en inmiddels geopende tentoonstelling ‘Slavernij’ in het Rijksmuseum typeert de slaven vrijwel zonder uitzondering als zielige underdogs, terwijl veel wetenschappelijke studies van de laatste vijftig jaar keer op keer laten zien dat die gedweeë, sullige ‘Sambo’ zonder initiatief, die alles accepteert en zich naar believen laat straffen, vernederen en uitbuiten, nooit heeft bestaan.

De tentoonstelling documenteert slechts een aantal levensgeschiedenissen van slaven en die beperking verhindert dat er een aantal fundamentele problemen aan de orde komen, zoals de vraag waarom de Europeanen voor hun koloniën slaven uit Afrika en Azië haalden en niet uit hun eigen continent en waarom Afrika en Azië in staat bleken in de loop der eeuwen steeds meer slaven te leveren.

Morele oordelen

Bovendien worden zowel de bezoekers van de tentoonstelling als de lezers van de daarbij behorende bundel opstellen voortdurend geconfronteerd met hedendaagse morele oordelen zoals de verontwaardiging over het feit dat de slaven af en toe op zaterdag moesten werken. Pardon, een vrije zaterdag in de 18de en 19de eeuw?

Dat slavernij overal in de wereld voorkwam lijkt het Rijksmuseum niet te interesseren, waardoor de bezoeker de indruk krijgt dat de slavenhandel en slavernij voornamelijk Europese erfzonden zijn: ‘In Afrika leefden mensen in de koloniale tijd met de realiteit van mensenhandelaren, nomaden op paarden, die nachtelijke rooftochten organiseerden om mensen te ontvoeren.’

Niet gekoloniseerd

Het Rijksmuseum verzwijgt echter dat Afrika ten tijde van de Atlantische slavenhandel helemaal nog niet gekoloniseerd was en dat de ‘rooftochten’ en ‘ontvoeringen’ dus onmogelijk de Europeanen in de schoenen kunnen worden geschoven.

Tegen alle logica beweert de directeur van het Rijks, Taco Dibbits in het voorwoord van het magazine voor scholieren Slavernij en nu? dat ‘de arbeiders op de plantages niet betaald’ kregen. Zou hij werkelijk geloven dat de plantagebezitters hun voor veel geld gekochte slaven lieten verhongeren?

Beloning

Niets is minder waar. Zo kregen de slaven van de Surinaamse plantage ‘Catharina Sophia’ in de 19de eeuw weliswaar geen geld, maar gemiddeld 94,57 gulden per jaar aan voedsel en 13,58 gulden aan kleding en huishoudelijke artikelen alsmede huisvesting, het gebruik van een moestuin en medische zorg.

In dezelfde tijd verdienden de landarbeiders in Drenthe ongeveer 150 gulden per jaar zonder huisvesting, moestuin en doktershulp. Bovendien wijst de directeur op de Nachtwacht van Rembrandt met daarop een jong kind met een donkere huidskleur en vraagt: ‘En waarom moest hij als kind al werken?’. Is hij niet op de hoogte van het feit dat in Rembrandts tijd en nog velen eeuwen daarna kinderarbeid heel normaal was?

Bezit

Zonder enig bewijs meldt de tentoonstellingsbundel dat slaven geen bezit mochten hebben. Hoe was het dan mogelijk dat sommige slaven zichzelf vrijkochten en waar kwam in het eerste jaar na de vrijverklaring die koopgolf onder de ex-slaven vandaan? Ook beweert de bundel dat slaven niet mochten lezen en schrijven, maar hoe kon de zwarte abolitionist (voorstander afschaffing slavernij, red.) Equiano dan zijn memoires schrijven als hij dat als slaaf niet had geleerd? De slaven waren het eigendom van een ander en ‘daarom kon er juridisch gezien geen sprake van mishandeling of verkrachting zijn’ door de eigenaar.

Waarom zijn er dan processen gevoerd tegen planters, die een slaaf hadden gemarteld of gedood? Dat de tentoonstelling geen wetenschappelijk, maar een activistisch karakter draagt blijkt ook uit de constatering dat de Europese slavenhandelaren slaven ‘tot object’ maakten. Deden hun Afrikaanse en Arabische collega’s dat dan niet? Kun je de Europeanen verwijten dat ze steeds meer kindslaven kochten?

Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat alleen Afrikaanse handelaren bepaalden hoeveel man-, vrouw- en kindslaven te koop werden aangeboden. Zelfs de plantageklok, die ’s morgens het begin van de werkdag aankondigde, is volgens het Rijksmuseum een symbool van uitbuiting en geweld. Maar zou dat instrument net als in Europa geen middel zijn geweest om de efficiency en daarmee de winst te verhogen, waardoor de slaven meer loon konden afdwingen in de vorm van beter eten, medische verzorging en betere huisvesting?

Wie hoopt dat de tentoonstelling hem of haar op de hoogte brengt van de laatste wetenschappelijke inzichten hoeft het Rijksmuseum niet te bezoeken, maar wie zijn stereotiepe opvatting over de slavenhandel en slavernij bevestigd wil zien, komt in het Rijksmuseum ruimschoots aan zijn trekken.

Piet Emmer is auteur van De geschiedenis van de Nederlandse slavernij in een notendop (2021).

EINDE ARTIKEL

[8]ELSEVIERS WEEKLBLAD MAZAGINEPIET EMMER: TEGENSTANDERS GEBRUIKEN ”KWAADAARDIGE VERZINSELS”28 OCTOBER 2020
https://www.ewmagazine.nl/nederland/achtergrond/2020/10/piet-emmer-mijn-critici-gebruiken-kwaadaardige-verzinselen-785012/

Prof. dr. Piet Emmer (76), emeritus hoogleraar geschiedenis en pionier van het Nederlandse slavernijonderzoek, gaat deze week in Elsevier Weekblad tien pagina’s lang in debat met zichzelf over de kwestie waarin hij zelf onder vuur ligt: het Nederlandse slavernijverleden. Hij doet dat op uitnodiging van de redactie van Elsevier Weekblad.

Emmer gaat in op tal van historische aspecten van de discussie, zoals de rol van de Afrikanen zelf in de trans-Atlantische slavenhandel.

‘In de slavenhandel bepaalden de Afrikanen alles: op welke plek er werd gehandeld, hoeveel slaven ze wilden verkopen, wie ze wilden verkopen, van welke leeftijden en van welk geslacht. Het woord “deportatie” (zoals gebruikt in een tentoonstelling over Johan Maurits, de vroegere eigenaar van het Mauritshuis red.) is een activistische poging dat toe te dekken, het Europese schuldgevoel aan te wakkeren. (…) De bemanningen van de Europese slavenschepen waren helemaal niet bij machte Afrikaanse slaven te “deporteren” om de simpele reden dat de Afrikanen dat niet toestonden. (…) Ik ben dan ook zeer benieuwd hoe het Rijksmuseum, dat volgend jaar een slavernijtentoonstelling wil organiseren, de Afrikaanse rol in de slavenhandel ter sprake zal brengen.’

Ook de vraag waarom Nederland destijds eerst tegen en toen voor slavenhandel was, komt in het gesprek aan bod. Net als de – voor het hedendaagse debat belangrijke – vraag of de slavernij nu om economische of om humanitaire redenen  is afgeschaft.

‘Dat de slavernij niet rendabel zou zijn, kwam weer eens voorbij in de door de EO uitgezonden tv-serie Terug naar de plantage. Daarin werd de mythe herhaald dat de slavernij werd afgeschaft, omdat de slavenarbeid niets meer opbracht. Als dat klopt, dan zouden de prijzen voor de slaven toch niet zijn blijven stijgen, bijna tot het jaar dat de slaven vrij werden verklaard?

En waarom verkochten Afrikanen elkaar dan? Dat deden ze niet, betoogt Emmer, want ze voelden zich net zomin Afrikanen als de Duitsers, Engelsen en Fransen zich Europeanen voelen.

In Afrika werd je tot slaaf gemaakt als je anderen schade had toegebracht, door het maken van schulden of het voeren van oorlog. Dat lijkt logisch en het is dan ook geen wonder dat in de meeste landen ter wereld slavernij een normaal instituut was, ook al omdat er nauwelijks mensen waren die geheel vrijwillig voor een ander wilden werken.

In de meeste landen ter wereld werd het arbeidsaanbod geheel gedomineerd door slaven. De schulden kon je aflossen door als slaaf te werken. En als je oorlogsschade had veroorzaakt, kon je als krijgsgevangen gemaakte slaaf de schade van de overwinnaar herstellen.

Tijdens en na afloop van de Tweede Wereldoorlog is dit principe in Europa ook op grote schaal toegepast. Zo werden na mei 1945 in Nederland de soldaten van het verslagen Duitse leger gedwongen om de ingegraven landmijnen onschadelijk te maken. Ook de Sovjet-Unie liet Duitse krijgsgevangenen soms meer dan tien jaar dwangarbeid verrichten voordat ze – als ze tenminste nog in leven waren – weer naar huis mochten.

Verder gaat Emmer in op de aanhoudende beschuldigingen – gedaan door onder anderen NOS-verslaggever Gerri Eickhof en NRC-columnist Zihni Özdil – dat hij dan wel zijn werk ‘racistisch’ zou zijn. ‘Ik weet dat het niet waar is, dus persoonlijk trek ik me er niets van aan,’ zegt Emmer daarover. Maar de beschuldigingen ondermijnen wel zijn autoriteit, zegt hij. Als je voor racist wordt uitgemaakt, kun je niet meer met gezag over het slavernijverleden schrijven.

Emmer verwijt zijn tegenstanders dat ze hem ‘verzonnen citaten’ en ‘kwaadaardige verzinsels’ voor de voeten werpen. NRC-Ombudsman Sjoerd de Jong nam inmiddels, in de krant van zaterdag 24 oktober, in scherpe bewoordingen afstand van de column van Özdil: ‘Lieve hemel! Waarom publiceert de krant zoiets?’

Het kan overigens nog erger, want een vergelijkende studie over de Atlantische, de inter-Afrikaanse en de Arabische slavenhandel heeft een Franse collega-onderzoeker zelfs een strafklacht opgeleverd. Een activistisch collectief diende die klacht in, omdat deze studie het unieke kwaad van de Atlantische slavenhandel zou bagatelliseren.

‘Die strafklacht was gebaseerd op een kort tevoren aangenomen wet, waarin alleen de Atlantische slavenhandel als misdaad tegen de menselijkheid werd aangemerkt en de ontkenning daarvan werd bedreigd met boetes en gevangenisstraf. En denk maar niet dat academisch Frankrijk als één man tegen deze klacht heeft geprotesteerd.

‘Gelukkig heeft een aantal Engelse en Amerikaanse collega-onderzoekers de rechtbank in Parijs laten weten dat in de geschiedwetenschap vergelijkingen zoals van de verschillende slavenstromen in en uit Afrika volstrekt wetenschappelijk legitiem zijn. Daarop is de strafklacht ingetrokken.

EINDE ARTIKELADHISTORICUS PIET EMMER: ER WORDT GEDAAN ALSOF ELKE PLANTAGEEEN HEL OP AARDE WAS22 AUGUSTUS 2020
https://www.ad.nl/binnenland/historicus-emmer-er-wordt-gedaan-alsof-elke-plantage-een-hel-op-aarde-was~ab02e9bd/

SLAVERNIJPiet Emmer is de kop van Jut bij nog al wat Black Lives Matter-sympathisanten. De historicus vindt dat ten onrechte wordt gedaan alsof het slavernijverleden de oorzaak is van alle racismeproblemen. ,,We moeten niet de Verenigde Staten kopiëren.’’

,,Geschiedenis is als wetenschap – meer dan bijvoorbeeld wiskunde – gevoelig voor modegrillen. Zo waren er veel historici die het communisme ophemelden, terwijl toch duidelijk is dat dat tot vreselijke dingen heeft geleid. Dat zie je nu ook in het debat over slavernij en racisme: er wordt selectief met feiten omgegaan.’’

Aan het woord is historicus Piet Emmer (75). Hij schreef twintig jaar geleden het standaardwerk Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel. Collega-historici verwijten hem de ernst van de slavenhandel en de rol van Nederland te bagatelliseren. Zelf verwijt hij zijn tegenstanders juist ‘activistisch’ om te gaan met geschiedenis. ,,Daardoor is er geen ruimte meer voor nuance in het huidige racismedebat’’, zegt hij.

U wordt zelf verweten de geschiedenis te verdraaien om de rol van Nederland in de slavenhandel te verfraaien. Vorige week nog op deze site door uw collega Fatah-Black. Begrijpt u dat?,,Ik begrijp dat het erop lijkt dat ik dingen bagatelliseer. Maar dat is niet zo. Alleen ben je al snel fout als je niet in elke zin benadrukt dat de slavernij verschrikkelijk was. Natuurlijk was het dat, daar hoef je niet voor gestudeerd te hebben. Als historicus ben je er niet om morele oordelen te vellen, maar om dingen in perspectief te zetten zodat je de geschiedenis beter begrijpt. En om te snappen waarom Europeanen zich met slavenhandel inlieten, is het dus belangrijk te kijken hoe er in Europa in die tijd tegen onvrije arbeid werd aangekeken. Veel Engelse mijnwerkers waren bijvoorbeeld min of meer eigendom van de eigenaar van de mijn. Wie geen werk had, kon als landloper gedwongen worden elders te werken, net als weeskinderen en strafgevangenen, desnoods in een verre kolonie. En de omstandigheden waaronder veel volwassenen en kinderen hier tot in de 19de eeuw moesten leven, waren echt niet altijd beter dan die van slaven in Suriname en op de Antillen.’’

Slavernij is toch niet hetzelfde als armoede?,,Ik stel het een niet gelijk aan het ander, ik probeer alleen dingen inzichtelijk te maken. Hoe kon het dat een continent dat slavernij had afgezworen, het wel accepteerde dat slaven in andere landen werden gehouden? Daarbij moet je vergelijken. Toen ik onderzoek deed naar hoeveel ruimte slaven hadden tijdens het vervoer op slavenschepen, vergeleek ik dat met vrije migranten uit die tijd en met de ruimte die wij nu hebben in een vliegtuig, economy class. Iedereen weet hoe krap dat is. Ik zei er bij: maar wij zijn naar een paar uur weer uit het vliegtuig, terwijl slaven zes weken in vaak tropische temperaturen op zo’n kleine ruimte zaten. Toch verweten mijn critici dat ik slavernij gelijk stelde aan een vakantiereis. Onzin. Op schepen met Europese landverhuizers was de ruimte per persoon trouwens soms nog krapper.

Overigens waren er ook toen al dominees in Zeeland die zich keerden tegen de slavernij. Maar door anderen werd de slavernij goedgepraat met een verwijzing naar het Bijbelboek Genesis, waarin Noachs zoon Cham werd gestraft en voortaan zijn broers moest dienen. Cham zou donkerder zijn geweest dan zijn broers.’’

Waarom is vergelijken zo belangrijk?,,Om een beter beeld te kunnen krijgen van wat er écht gebeurd is vroeger. Bijvoorbeeld: na de oorlog had iedereen het gevoel dat we ons fel hadden verzet tegen de Duitse Jodenvervolging. Totdat iemand eens ging vergelijken hoeveel joden er na de oorlog eigenlijk nog in leven waren en dat vergeleek met andere bezette landen. Toen bleek dat er nergens zo’n groot percentage joden is vermoord als hier. Dat zegt iets over ons. Iedereen snapt zo’n vergelijking. Maar toen mijn Franse collega Olivier Grenouilleau onderzocht hoe groot de trans-Atlantische slavenhandel door Europeanen was ten opzichte van de slavenhandel door Arabieren en de slavenhandel in Afrika zelf, werd hij voor de rechter gesleept omdat hij westerse slavenhandel zou bagatelliseren. Gelukkig is die aanklacht ingetrokken.’’

Hoe verklaart u die woede over dergelijke vergelijkingen?,,Zeker slavernij is in de geschiedenis vaak anders voorgesteld dan het was. Slavenhouders deden alsof het allemaal wel meeviel om hun verdienmodel te rechtvaardigen. Voorstanders van afschaffing overdreven de gruweldaden op plantages om hun pleidooi kracht bij te zetten. Een historicus moet proberen het in perspectief te zetten. In de jaren zeventig ontstond in de Verenigde Staten het idee dat de economische achterstelling van de zwarte Amerikanen een gevolg was van de slavernij. Sindsdien is het hele onderwerp speelbal geworden van een politieke agenda.’’

Speelt slavernij dan niet door in het heden?,,Racisme en discriminatie zijn vreselijk en moeten worden bestreden. Maar het komt overal voor, in alle tijden. Ook in landen die nooit koloniën hadden. Als je kijkt wie in Nederland onderaan de sociaaleconomische ladder staan, dan zijn dat veelal Marokkanen. Die stammen niet af van slaven, in sommige gevallen eerder van slavenhouders, want de Berbers hielden slaven. Het is te simpel om net te doen alsof iedereen die zwart is slachtoffer is en iedereen die wit is daar schuldig aan is. Na 1800 waren de meeste Surinaamse slaveneigenaren niet blank. Door zwart-wit te denken ga je bijvoorbeeld voorbij aan de ergste vorm van racisme die we kennen: antisemitisme. Jodenhaat heeft niets met slavernij, huidskleur of koloniën te maken.’’

Wat klopt er volgens u niet aan het beeld van slavernij?,,Er wordt gedaan alsof elke plantage een hel op aarde was. Dat behoeft nuance. Er is een groot verschil tussen de plantages in het zuiden van de Verenigde Staten en die in bijvoorbeeld Suriname, waar soms meer dan honderd slaven samenleefden met soms maar twee of drie Europeanen. De slaven daar hadden een veel grotere mate van zelfstandigheid dan wel eens wordt gedacht. Zonder dat ik probeer goed te praten wat er aan vreselijks is gebeurd! De slavernij in Afrika zelf was al heel lang gemeengoed voordat Europese handelaren bij lokale koningen slaven kwamen kopen. Zij werden niet allemaal gedwongen slaven te verkopen. De Europeanen moesten de Afrikaanse koningen en makelaars stroop om de mond smeren om handel te kunnen drijven. En ook het beeld alsof de succesvolle slavenopstand op Haïti het einde van de slavernij inluidde, klopt niet. Die had nauwelijks invloed. Daarna ging de slavenhandel nog lang door en stegen de prijzen alleen maar. De beweging om slavernij overal ter wereld duit te bannen ontstond in Engeland. Maar dat past niet in het populaire beeld dat de zwarte slaaf het juk van de witte slavenhouder heeft afgeworpen.’’

Waarom maakt u zich zo druk over dit onderwerp?,,Doordat de slavernij nu als een soort van stormram wordt gebruikt om allerlei misstanden aan de kaart te stellen en om politieke doelen te bereiken zoals excuses en herstelbetalingen, doe je niet alleen de geschiedenis onrecht aan. Je polariseert ook de samenleving, omdat het leidt tot allerlei tegenreacties. En die zijn soms onfris. Ik word ook tegen mijn zin in een rechts kamp geduwd omdat ik op basis van onderzoek zeg dat sommige beweringen over de slavernij niet kloppen. Ik heb in de Verenigde Staten gewerkt en gezien hoe het debat daar is ontspoord. Dat moeten we echt niet hier kopiëren. We leven in een van de rijkste, gelukkigste en meest egalitaire landen ter wereld. Dat verliezen we nu uit het oog.’’

Hoe groot was de rol van Nederland in de slavenhandel?,,Om en nabij de 5 procent van de slaven die vanuit Afrika naar Noord- en Zuid-Amerika zijn gebracht, zijn door Nederlanders vervoerd. Dat staat overigens los van de slavenhandel in Indonesië, waar veel mensen uit India en Madagaskar het slachtoffer van waren. Maar daar is nooit goed onderzoek naar gedaan. Verder droeg de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij in het topjaar 1770 maar zo’n 5 procent bij aan onze welvaart. Natuurlijk was het bizar dat onze voorvaderen dit onmenselijke systeem optuigden om hier goedkoop suiker, tabak en koffie te kunnen gebruiken. Maar door sommige historici wordt net gedaan alsof het de kurk was waar onze economie op dreef. Dat is aantoonbaar niet waar. De meeste grachtenpanden in Amsterdam stonden er al vóórdat Nederland Suriname veroverde en waren gebouwd door kooplieden, die hun geld verdienden in ons land zoals met bankieren en de graan- wijn en houthandel met de Oostzee, Spanje en Scandinavië.’’

EINDE ARTIKEL

[9]
TROUWHISTORICUS PIET EMMER DIENT AANKLACHT IN TEGENGERRI EICKHOFF2 SEPTEMBER 2020
https://www.trouw.nl/binnenland/historicus-piet-emmer-dient-aanklacht-in-tegen-gerri-eickhof~b5a61867/

Hoogleraar Piet Emmer voelt zich door uitlating journalist Gerri Eickhof aangetast in zijn positie.

Historicus Piet Emmer heeft woensdag aangifte wegens smaad gedaan tegen NOS-journalist Gerri Eickhof. In een interview in de Volkskrant van 1 augustus vertelde Eickhof dat hij het als een klap in zijn gezicht ervoer dat de NOS in een online-artikel een citaat plaatste van ‘de racistische hoogleraar Piet Emmer’, die volgens Eickhof ‘vindt dat de slavernij wel meeviel’.

Emmer, auteur van het boek ‘Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel’, ziet in het verwijt ‘een manier om mij uit te schakelen’. “Het ondergraaft mijn positie als expert op dit gebied, want als racist kun je daarover natuurlijk niks meer zeggen.”

Historici zijn de afgelopen maanden vaker hard aangevallen op hun wetenschappelijke integriteit. Zo kregen de historici die het naoorlogs geweld in Indonesië onderzoeken verwijten over vooringenomenheid. Historicus Ad van Liempt oogstte – afgewezen – klachten over plagiaat in zijn proefschrift. Emmer ziet desgevraagd wel een verband: “Geschiedenis is politiek geworden. Leuk voor het vak, maar slecht voor het onderzoek.”

Relativerende woorden over slavenhandel

Emmer vroeg Eickhof twee weken geleden per aangetekende brief via zijn werkgever zijn woorden terug te nemen. “Ik mag aannemen dat de NOS hem erop attent gemaakt heeft.” Maar een reactie bleef uit. De Volkskrant wees een verzoek om rectificatie af, zegt Emmer.

De historicus krijgt vaker kritiek omdat hij volgens sommigen te relativerend zou spreken over slavenhandel en slavernij, hoewel hij in zijn boek herhaaldelijk gruwelijkheden belicht. In het publieke debat, ook in Trouw, neemt hij onder meer stelling tegen een lijnrecht verband tussen racisme en slavernij, en tegen het gebruik van de term ‘slaafgemaakten’ in plaats van ‘slaven’. “Dat is vooral bedoeld om te benadrukken dat Europeanen slaven maakten, terwijl juist Afrikanen andere Afrikanen slaaf maakten en verkochten.”

Gevraagd om een reactie zei Eickhof woensdagavond: “Ik heb geen reactie, want ik weet van niks. Ik heb nooit een brief ontvangen. Ik wacht het af.”

EINDE BERICHT

[10]

NATIONAAL COMITE 4 EN 5 MEI INTERVIEWT THIERRY BAUDETVOOR VRIJHEIDSBOEK EN NOEMT HEM ”INSPIREREND”/NORMALISERING FASCISME UIT ONVERWACHTEHOEKASTRID ESSED6 MEI 2019
https://www.astridessed.nl/nationaal-comite-4-en-5-mei-interviewt-thierry-baudet-voor-vrijheidsboek-en-noemt-hem-inspirerend-normalisering-fascisme-uit-onverwachte-hoek/

[11]

FORUM VOOR DEMOCRATIE JOURNAAL/TEKST YOUTUBE FILMPJE METINTERVIEW SLAVERNIJ EN KOLONIALISME APOLOGEET ROBERT LEMM DOOR RASSENWAAN IDEOLOOG THIERRY BAUDETASTRID ESSED8 JULI 2020
https://www.astridessed.nl/forum-voor-democratie-journaal-tekst-youtube-filmpje-met-interview-slavernij-en-kolonialisme-apologeet-robert-lemm-door-rassenwaan-ideoloog-thierry-baudet/

GESCHIEDVERVALSING THIERRY BAUDET EN ZIJN HANDLANGER ROBERT LEMM/UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM, KOM IN ACTIE!ASTRID ESSED5 JULI 2020
https://www.astridessed.nl/geschiedvervalsing-thierry-baudet-en-zijn-handlanger-robert-lemm-universiteit-van-amsterdam-kom-in-actie/

[12]
FRONTAAL NAAKT [PETER BREEDVELD]HET LEVEN ALS SLAAF WAS EEN GROTE ZOMERVAKANTIE, VOLGENSPIET EMMER23 JUNI 2021
https://www.frontaalnaakt.nl/archives/het-leven-als-slaaf-was-een-grote-zomervakantie-volgens-piet-emmer.html

De Transatlantische slavenhandel was een misdaad tegen de menselijkheid en het feit alleen al, dat mensen werden verhandeld als vee, als goederen, is mensonterend. Ik heb altijd gedacht dat iedereen het daar in 21e eeuw wel over eens was. En we weten dat slaven, of tot slaaf gemaakten, afschuwelijk hebben geleden onder onmenselijke lijfstraffen, overboord werden gegooid als ze ziek waren, werden gemarteld en vermoord. Hier is een ooggetuigeverslag van John Gabriël Stedman (1744-1797), een Schotse militair in dienst van het Nederlandse leger in Suriname:

The first object that attracted my compassion was tied up with both arms to a tree, a truly beautiful Samboe girl of about 18, as naked as she came to the world, and lacerated in such a shocking condition by the whips of two negro drivers, that she was from her neck to her ancles literally died over with blood. It was after receiving 200 lashes that I perceived her with her head hanging downwards, a most miserable spectacle.

De rechtvaardiging voor deze beestachtige mishandeling van medemensen vonden de slaveneigenaars in de verhandelingen van Verlichtingsfilosofen, dezelfde die de fundamenten legden voor onze huidige democratische rechtstaat: Voltaire, Hugo de Groot, John Locke. Zij betoogden dat zwarte mensen inferieure wezens waren, beesten des velds die niet dezelfde aanspraak konden maken op de rechten die christelijke Europeanen toekwamen. Daarmee werden imperialisme, kolonialisme en slavernij gerechtvaardigd.

Wreedheden

De slavernij is na een lange, bloedige strijd afgeschaft en de vele wreedheden en onrechtvaardigheden zijn gedetailleerd gechroniqueerd. Het transport in benauwde scheepsruimtes, als vee, aan elkaar geketend, kinderen die bij hun moeders werden weggenomen, als kalveren, de dwangarbeid, het verbod om te lezen, om de bijbel te kennen, het verbod op bezit, het verbod om een mens te zijn en te voelen als een mens, de meest basale menselijkheden werden slaven ontnomen en ontzegd.

Waarom publiceren de vaderlandse kwaliteitsmedia constant de stukken van historicus Piet Emmer, die er zijn levenswerk van heeft gemaakt deze misdaden te bagatelliseren, te ontkennen zelfs, met rookgordijnen van drogredeneringen, aperte leugens en vreemde afleidingsmanoeuvres. Emmer probeert zijn lezers ervan te overtuigen dat de zwarte slaven juist geluk hadden gehad, want de witte landarbeiders in Drenthe hadden het veel slechter en voor de slaven werd toch maar mooi gezorgd, door hun eigenaars. Ze kregen eten, kleding, medische verzorging en een moestuin.

Emmer kan er kennelijk niet bij dat het naakte feit alleen, dat een mens een eigenaar heeft, die over zijn lot en leven beslist, een onuitsprekelijke misdaad is. En de Volkskrant vindt het prachtig, die publiceert die racistische tinnef iedere keer weer, als het christelijke dagblad Trouw haar niet voor is geweest. Weg met die witte schuld, die “weg-met-ons”-mentaliteit, we hebben die zwarten beschaving bijgebracht, en ze gekleed en gevoed, en discipline en een vast dagritme bijgebracht!

Kindslaven

Om te beginnen zou het al klaar moeten zijn bij de constatering dat slaven niet vrij waren, dat hun zelfbeschikkingsrecht hun was afgenomen, zoals Remco Breuker opmerkt. Geen vergoelijking of nuancering kan daar tegenop. Maar Emmer ziet het eenvoudigweg niet als een probleem dat mensen ontvoerd en verhandeld werden en gedwongen werden te werken voor hun eigenaar. De Arabieren en Afrikanen deden het ook, is zijn excuus. In zijn nieuwste stuk in de Volkskrant schrijft hij letterlijk: ‘Kun je de Europeanen verwijten dat ze steeds meer kindslaven kochten?’

Kun je Nederlanders verwijten dat ze kinderporno verspreiden? Kun je Shell verwijten dat het de Nigerianen onderdrukt? Kun je Floris-Jan verwijten dat hij crack verkoopt op de kinderboerderij? Als hij het niet doet, verdient iemand anders er wel geld mee. De VOC-mentaliteit waar Sywert zich ook op beroemt.

Kille boekhoudersmentaliteit

Daar bovenop ontkent en bagatelliseert Emmer de wrede mishandelingen en onrechtvaardigheden tegen slaven met een bloedstollende psychopatenlogica: is helemaal niet logisch dat slaven zouden zijn mishandeld, zegt Emmer. De plantagebezitters zouden hun voor veel geld gekochte slaven toch niet laten verhongeren? Zo, nou jij weer. Je gaat toch geen 200 gulden voor een slaaf betalen om ‘m te laten creperen. Een slavenhouder, rekent Emmer voor, was per slaaf toch al gauw 94,57 gulden per jaar aan voedsel kwijt en 13,58 gulden aan kleding.

Diezelfde kille boekhoudersmentaliteit kwam ik ook tegen in het relaas van Stedman, die zich erover verbaast (Stedman was geen abolitionist) dat twee jonge slaven die betrapt waren op diefstal ervan afkwamen met een paar zweepslagen, terwijl een oudere slaaf vanwege een onbenulligheid maar liefst 300 zweepslagen kreeg:

‘When I asked the cause of this partiality, M. Cachelieu answered, that the young negroes still had a very good skin, and might do much work; whereas the old ones had long been disfigured and worn out, and killing them altogether would be a benefit to the estate.’

Emmer verplaatst zich niet, zoals elk mens met een normaal functionerend geweten, in de onderdrukten, maar in de onderdrukker, in de slavenhandelaar. Hij vereenzelvigt zich ermee, denkt zoals een slavenhandelaar, handelt zoals een slavenhandelaar, liegt en bedriegt als een slavenhandelaar alsof het zijn eigen nering is, die hij beschermt.

Hetzelfde cynisme past hij nog een keer toe als hij stelt dat de plantageklok, die ’s morgens het begin van de werkdag aankondigde, geen symbool van uitbuiting en geweld is, maar een ‘instrument om de efficiency en daarmee de winst te verhogen’.

Juist ja, een instrument om meer uit je slaven, uit je duurbetaalde eigendom te halen. De slaven, schrijft Emmer, konden daardoor ‘meer loon afdwingen in de vorm van beter eten, medische verzorging en betere huisvesting’. Emmer is echt een akelige klootzak van epische proporties.

Lezen en schrijven

Emmer ontkent glashard dat het slaven werd verboden te leren lezen en schrijven, komt met een uitzondering aanzetten, Equiano, die bij één van zijn eigenaren, Michael Pascal, leerde lezen en schrijven, als het bewijs van het tegendeel. Equiano werd door Pascal overigens weer doorverkocht en wist zich uiteindelijk vrij te kopen, waarna hij zijn leven wijdde aan de strijd tegen de slavernij. Blijkbaar vond Equiano dat het leven meer te bieden zou moeten hebben dan 13,58 gulden aan kleding per jaar, de ondankbare hond. Dat krijg je dus als je je slaven leert lezen en schrijven.

Emmer ontkent ook dat het slaven verboden was bezit te hebben. Hij weerlegt dit niet met feiten, maar stelt een suggestieve vraag: “Hoe was het dan mogelijk dat sommige slaven zichzelf vrijkochten en waar kwam in het eerste jaar na de vrijverklaring die koopgolf onder de ex-slaven vandaan?”

Ja, hoe was dat mogelijk? Dat heette manumissie en kwam bij hoge uitzondering voor, als een slaaf het “geluk” had een eigenaar te hebben die het hem gunde vanwege extraspeciale verdiensten. Dat er onder ex-slaven een “koopgolf” was, is mij onbekend maar als dat zo is: het lijkt me een logisch gevolg van het verbod op bezit, dat je na je vrijlating een boel spullen nodig hebt.

Domrechtse blogosfeer

En zo gaat het maar door. Het zal niemand verbazen dat Emmer op Twitter met instemming aangehaald en geciteerd wordt door de bewoners van de donkere krochten van de domrechtse blogosfeer. Hij drukt zich ook op dezelfde manier uit als verstokte racisten: hij noemt slaven ‘Sambo’, dat deed hij in Trouw ook al, een aantal weken geleden. Sambo is een racistisch scheldwoord, net als het n-woord, maar je ziet of hoort het nauwelijks meer. Waarom hecht Emmer eraan het woord weer salonfähig te maken?

‘Slaven waren niet de gedweeë, sullige Sambo’s zonder initiatief’, schrijft Emmer, ‘die alles accepteren en zich naar believen lieten straffen, vernederen en uitbuiten’. Ook hier gaat weer een rare kronkelredenatie achter schuil, die me in eerste instantie deed denken aan het antisemitische verwijt dat de Joden ons de Holocaust hebben aangedaan, zodat je niks meer over Joden mag zeggen.

Maar Emmer stelt juist dat de slaven zich niet hebben laten vernederen en uitbuiten. Hij suggereert dat ze zich uit eigen initiatief tot slaaf hebben laten maken, om te kunnen profiteren van het gratis eten, de kleding, de medische verzorging en de geneugten van de plantageklok.

En met dit soort verknipte denkbeelden van een klaarblijkelijk doodzieke man meent een kwaliteitskrant haar lezers te moeten bedienen.
EINDE ARTIKEL

VOLKSKRANT

OPINIE: BIJ PIET EMMER HADDEN DE SLAVEN EEN PRIMA, GELIJKWAARDIG BESTAAN IN DE

KOLONIES

24 JUNI 2021

https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/opinie-bij-piet-emmer-hadden-de-slaven-een-prima-gelijkwaardig-bestaan-in-de-kolonies~b1338777/

Het koloniale stereotype van de ‘sullige Sambo’ klopt niet, zoals Piet Emmer beweert naar aanleiding van de tentoonstelling Slavernij in het Rijksmuseum. Maar dat is geen nieuw inzicht, en wil niet zeggen dat de totslaafgemaakten geen betreurenswaardig lot ten deel viel.

De afgelopen jaren heeft het slavernij-onderzoek een vlucht genomen en is er een heel nieuwe generatie onderzoekers actief die nieuwe informatie naar boven heeft weten te halen.

We gaan weer richting de Keti Koti-viering en je kunt de klok er op gelijk zetten dat ondanks nieuw onderzoek emeritus hoogleraar Piet Emmer weer uit de kast wordt gehaald en afgestoft.

Voorspelbaar

Het artikel van Emmer is voorspelbaar en rammelt aan alle kanten. Hij noemt punten die hij totaal uit de context haalt van een specifieke periode of een specifieke locatie. Slavernij werd niet in alle koloniale gebieden op dezelfde manier uitgevoerd en het leven en de omstandigheden van totslaafgemaakten varieerden.

Wat slaven te eten kregen, of ze wel of niet werden gedoopt, of ze de culturele gewoonten uit het land van herkomst mochten uitoefenen, de mogelijkheden tot manumissie (het vrijlaten van slaven, red.) en dergelijke, variëren per gebied en over de tijd. Er zijn verschillen tussen het Zuiden van de VS, Brazilië, Suriname en de diverse eilanden in de Cariben. Ook maakt het uit of we het hebben over de vroegkoloniale of de laatkoloniale periode.

Wonderlijk

Emmer begint zijn artikel al met een wonderlijke redenering. Het koloniale stereotype van de sullige Sambo klopt niet. Dat dergelijke beeldvorming niet klopt met de werkelijkheid, is niks nieuws.

Zie de tentoonstelling Wit over Zwart van Felix de Rooy en het bijbehorende boek van Jan Nederveen Pieterse uit de jaren ’90. Dergelijke beeldvorming had een functie en diende het koloniale en racistische project om de Afrikaanse, tot slaaf gemaakte bevolking klein en dom weer te geven, zodat zij alleen onder vaderlijke begeleiding van de witte bevolking zich zou kunnen ontwikkelen. Middels dergelijke beeldvorming werden de bestaande machtsverhoudingen juist bestendigd.

Dat dit beeld van Sambo niet klopt is echter geen argument om daarmee te zeggen dat de positie van totslaafgemaakten niet betreurenswaardig zou zijn of dat zij geen underdogpositie zouden hebben gehad. De tentoonstelling in het Rijksmuseum gaat bovendien ook in op het verzet van onder andere de marrons.

Uniciteit

Ook de redenering van Emmer dat slavernij overal ter wereld voorkwam is een bijzondere. Genocide is ook niet voorbehouden aan de nazi’s, maar de schaal en de fabrieksmatige en planmatige manier van aan de lopende band Joden, Sinti en Roma, of homo’s vermoorden, maakt de Holocaust tot een unieke vorm van genocide. Zo bepaalt de grootschaligheid, de duur en de organisatie de uniciteit van het koloniale project van slavenhandel en slavernij.

De volgende redenering dat totslaafgemaakten wel degelijk een vergoeding kregen in de vorm van huisvesting en eten, raakt kant noch wal. Boeren verzorgen hun vee over het algemeen ook heel goed aangezien het hun bron van inkomsten is. Zo ook de totslaafgemaakten die in de meeste gebieden de status van vee hadden en waarvan het voedingspatroon, kleding en huisvesting in de loop der tijd is veranderd.

Vervolgens somt Emmer nog een heel aantal voorbeelden op rond het al dan niet hebben van bezit, kunnen lezen en schrijven, processen tegen planters et cetera. Zijn voorbeelden zijn eerder uitzondering dan regel. Wie de geschiedenis van Elisabeth Samson bijvoorbeeld kent, zo goed opgetekend door Cynthia McLeod-Ferrier, weet hoe uitzonderlijk haar positie als voormalig totslaafgemaakte was.

De abolitionist Equiano is bovendien een Amerikaans voorbeeld en voor zover ik weet kennen we geen vergelijkbare voorbeelden uit Suriname of de voormalig Nederlandse Antillen.

Rituele dans

Wie het suggestieve betoog van Emmer leest, zou haast denken dat de totslaafgemaakten in de koloniale samenleving een prima leven hadden met gelijke rechten en plichten als de witte plantersbevolking. Niets is minder waar. Het is belangrijk om een goed debat en uitwisseling van kennis te hebben over belangrijke en grote historische gebeurtenissen, maar dan wel een eerlijk debat op basis van echte argumenten. Het begint inmiddels een saaie rituele dans met Piet Emmer te worden die elk jaar weer opnieuw wordt uitgevoerd.

EINDE BERICHT

[13]

DOORBRAAK.EU

PUBLICIST HIRA GEEFT SLAVERNIJPROFESSOR DRAAI OM DE OREN

IN DEBAT

3 FEBRUARI 2010

Op 1 februari 2010 hield de Amsterdamse omroep Salto een benefietuitzending. Die was in zijn geheel gewijd aan de aardbevingsramp in Haïti. De strijdbare anti-koloniale publicist Sandew Hira ging tijdens de uitzending (vanaf 23 minuten en 45 seconden) in debat met de racistische “slavernijdeskundige” Piet Emmer. Die had kort tevoren in De Volkskrant beweerd dat het voor de Haïtianen beter zou zijn geweest als hun slavenopstand van 1804 zou zijn mislukt. Het eiland was volgens hem namelijk ooit een rijke en welvarende kolonie. Nadat de slavenopstand was gelukt, werd de onafhankelijkheid van Haïti uitgeroepen. Vandaag de dag is het een van de armste landen ter wereld.

Hira wees Emmer erop dat het nogal onbeschaafd is om een ramp als die van Haïti te voorzien van het commentaar dat het beter zou zijn geweest als de Haïtianen slaven waren gebleven. Daarna legde hij uit dat het merendeel van de Haïtianen helemaal geen welvaart kende in de koloniale periode. Er leefden toen ongeveer 500 duizend zwarte slaven die wreed werden onderdrukt door een minderheid van zo’n 30 duizend witten.

De armoede van het onafhankelijke Haïti was de wraak van de westerse koloniale mogendheden, die het land tot op de dag van vandaag uitzuigen en onderdrukken, zoals onder meer te lezen valt in “Haitian Earthquake: Made in the USA. Why the Blood is on Our Hands” van Ted Rall en in hoofdstuk 8 van “Year 501: The Conquest Continues” van Noam Chomsky. Volgens Emmer had het land beter een kolonie kunnen blijven onder leiding van witten. Want als zwarten op eigen kracht een land gaan besturen, dan wordt het een zooitje, zo leek hij in de krant te suggereren. In het tv-debat moest Emmer na forse kritiek van Hira uiteindelijk toegeven dat er geen enkel verband bestaat tussen de huidige armoede van Haïti en het slagen van de slavenopstand in 1804. Zo werd de racistische professor publiekelijk even te kakken gezet.

Harry Westerink

EINDE ARTIKEL

DOORBRAAK.EU

LEIDSE SLAVERNIJPROFESSOR WIL MEER

GOEDKOPE ARBEIDSMIGRANTEN

MAART/APRIL 2006

https://www.doorbraak.eu/gebladerte/11186f75.htm

Historicus Piet Emmer is Nederlands meest vooraanstaande slavernij-deskundige. “We” hoeven ons van hem niet te schamen voor de Nederlandse slavenhandel. Wetenschappelijk gezien was dat immers gewoon een vorm van migratie, meent Emmer. De slavenhandelaars en de slaven zelf zouden er bovendien beiden op vooruit gegaan zijn. Vanuit hetzelfde idee pleit de historicus tegenwoordig voor het tijdelijk binnenhalen van meer goedkope arbeidsmigranten.

Emmer springt regelmatig in de bres voor minister Verdonk en haar repressieve migratiebeleid. Hij moet niets hebben van protest tegen Verdonk. “Je kunt over alles discussiëren, maar is het beleid eenmaal vastgesteld, dan moet je ook achter de minister gaan staan die dat beleid uitvoert”,(1) meent Emmer. “Alvorens moord en brand te schreeuwen, zouden de tegenstanders van Verdonk eens moeten nagaan of er wel een alternatief is.” Want dat is er volgens de professor helemaal niet. Er is overal ellende in de wereld, en “we” zouden niet iedereen kunnen opvangen. “Dat gaat niet. Die harde werkelijkheid geeft een ongemakkelijk gevoel, dat we afreageren met kritiek op het asielbeleid van Verdonk.” Volgens Emmer moet het beleid juist harder worden. “Niet gedogen, maar juist het stopzetten van overheidssteun aan asielzoekers, in combinatie met opvang in de regio, maakt het Nederlandse asielbeleid rechtvaardiger.”

Kosten en baten

In april 2005 publiceerde Emmer samen met historicus en Volkskrant-opiniemaker Hans Wansink het boek “Wegsturen of binnenlaten”. Daarin pleiten ze ervoor om uitsluitend nog migranten binnen te laten “die beter op onze arbeidsmarkt passen”. Migranten zouden “voortaan moeten worden afgerekend op hun eigen initiatief, inventiviteit en productiviteit. Daarom moeten zij gedurende een periode van enkele jaren geen toegang krijgen tot bijstandsuitkeringen, overheidssubsidies en bepaalde voorzieningen.” Pas wanneer gebleken is dat ze het redden, krijgen ze “een permanente verblijfsvergunning, het Nederlandse paspoort en onze solidariteit”, zo stellen de historici voor. Emmer was dan ook eerder betrokken bij de voorbereidingen voor het discussieweekeinde voor tweederangs burgerschap voor migranten in de Balie in januari 2004.(2) “De linkse kerk is er lange tijd in geslaagd een zakelijk debat over de aantallen in Nederland toe te laten migranten, en de daarmee verbonden kosten en baten, te smoren”, klagen Emmer en Wansink. Gelukkig doorbrak Pieter Lakeman (3) dat taboe, zo schrijven de historici opgelucht, en “dankzij het omgeslagen opinieklimaat sinds de opkomst van Pim Fortuyn eind 2001 kan er nu veel vrijmoediger worden gesproken over kosten, baten en problemen van migranten”.

Volgens Emmer en Wansink moeten migranten “ons” rijker maken. Dat loopt nu niet goed, menen ze. Er komen namelijk nog steeds laag opgeleide migranten binnen en “de economie als zodanig groeit, maar deze groei komt voornamelijk terecht bij de migranten zelf, in de vorm van loon.” En dat is natuurlijk niet de bedoeling. Het probleem van de laag opgeleide immigranten zou veroorzaakt worden door “activisten, advocaten en zaakwaarnemers” die “het recht op politiek asiel transformeerden tot een immigratiestroom van tienduizenden economische vluchtelingen”. Turken en Marokkanen zouden allemaal “mohammedaan” zijn en daarom volgens de wetenschappers onbruikbaar. “Mohammedanen” zouden namelijk “assimilatie afwijzen” en vasthouden aan hun “premoderne gedragspatroon”. In plaats daarvan zouden voortaan hoog opgeleide arbeidsmigranten moeten worden geworven via uitzendbureaus. Die “moeten er dan tevens voor zorgen dat de tijdelijke arbeidsmigranten daadwerkelijk naar hun land van herkomst terugkeren”. Overigens komen illegale arbeidsmigranten ook best van pas, weten de historici, omdat die ingezet kunnen worden bij productiepieken en vakanties, en “zonder veel procedures” weer ontslagen kunnen worden.

Reactionair

Emmer promoveerde in 1974 met een onderzoek naar de negentiende eeuwse slavenhandel. Sindsdien houdt hij zich bezig met “de geschiedenis van de Europese expansie en van de daarmee verbonden migratie”. In zijn publicaties schrijft hij steevast bagatelliserend en zelfs vergoelijkend over de slavenhandel. In 1991 hield hij zijn oratie, getiteld “Europa’s expansie in het Atlantische gebied: wandaad of weldaad?”. Negen jaar later verwierf Emmer landelijke bekendheid met zijn fel omstreden populair-wetenschappelijke boek “De

Nederlandse slavenhandel, 1500-1850″. Tot die tijd was er vooral door zijn studenten tegen zijn racistische praat geprotesteerd. Emmers colleges verliepen vaak in een rellerige sfeer en moesten soms zelfs voortijdig beëindigd worden. “Twintig jaar geleden moest ik zelfs op een tafel klimmen om boven het lawaai uit te komen van studenten die mij uitmaakten voor geschiedvervalser, reactionair en racist”, schrijft Emmer in zijn boek. En gelijk hadden die studenten. Sinds 2001 publiceert Emmer zeer regelmatig in het zaterdagse Trouw-katern Letter en Geest van de uiterst rechtse opiniemaker Jaffe Vink.(4)

Aan de Leidse universiteit bestaat een eeuwenlange traditie van wetenschappelijk onderzoek in dienst van het kolonialisme, en van wetenschappers die de koloniale misdaden relativeren. In die traditie staat ook de Leidse school van historici met zijn nationalistische geschiedschrijving,(5) waar Emmer een kopstuk van is. De geschiedenis wordt altijd geschreven door de machthebbers, maar vanzelfsprekend presenteert de wetenschapper Emmer zichzelf en zijn werk als objectief en neutraal. Maar wat wetenschappers onderzoeken, welke bronnen ze gebruiken, hoe ze de resultaten interpreteren en presenteren, en hoe ze argumenteren, wordt natuurlijk sterk bepaald door geldschieters en door de maatschappelijke positie en belangen van de onderzoekers. Om toch vooral objectief over te komen, wilde Emmer in zijn boek zelfs geen moreel oordeel vellen over de slavernij. Toch eindigt hij schoorvoetend met een hoofdstukje “De moraal”, waarin hij slavernij op zich afkeurt. “Het was een suggestie van mijn uitgever. Die zei: “je moet toch echt zeggen wat je ervan vindt””, geeft Emmer toe.(6)

Kwakzalverij

Het zal niet verbazen dat de o zo objectieve Emmer zijn eigen “westerse cultuur” superieur acht en het kapitalisme als het beste systeem promoot. De mens is primair een kapitalistisch wezen en “de markteconomie is er voor iedereen”, juicht hij.(7) Het kapitalisme zou de oplossing vormen voor alle problemen en daarom wil Emmer bijvoorbeeld ook elke ontwikkelingshulp afschaffen.(8) In zijn onderzoek behandelt hij slavenhandel gewoon “objectief” als iedere andere vorm van kapitalistische handel. Met de kenmerkende arrogantie van zijn klasse doet Emmer daarnaast voortdurend alsof de geschiedenis van de machthebbers – zijn eigen klasse – de geschiedenis van alle Nederlanders is. Hij gebruikt te pas en te onpas het woord “wij”, alsof “wij” Nederlanders in slaven handelden. Maar het waren vrijwel uitsluitend leden van zijn eigen klasse en sekse die dat deden. Wanneer hij beweert dat “wij” ons niet voor “onze” slavenhandel hoeven te schamen, dan kan hij dus onmogelijk namens “de Nederlanders” spreken. Hij fungeert dan slechts als woordvoerder van de gegoede burgerij. Onder “de Nederlanders” bevinden zich trouwens ook heel wat nazaten van de slaven zelf, maar daar heeft Emmer helemaal geen oog voor.

Het veel kritischer slavernij-onderzoek van beroemde zwarte auteurs en wetenschappers als Anton de Kom, Walter Rodney en Eric Williams wordt door Emmer steevast afgedaan als “historische kwakzalverij” en “politiek correct”. Ze zouden emotioneel te betrokken zijn bij het onderwerp. Die redenering past naadloos in de racistische traditie waarbij zwarten als emotioneel worden neergezet door witten die zo hun eigen rationaliteit en superioriteit willen benadrukken. In zijn boek schetst Emmer vaak karikaturale beelden van de zwarte geschiedschrijving, om die vervolgens met veel bombarie af te fakkelen. “De slaven mochten niet eens televisie kijken en dat was schandelijk!”, zouden zijn tegenstanders bijvoorbeeld roepen, zo beweert Emmer in zijn kenmerkende “objectieve” wetenschappelijke stijl.

Underdog

Soms lijkt Emmers complete oeuvre bedoeld om het ongelijk van de zwarte historici te bewijzen. Hij baseert zich daarbij vrijwel uitsluitend op de geschreven bronnen van de slavenhandelaren en slavenhouders, en op witte tegenstanders van de slavernij. Nooit verwijst hij naar de zwarte geschiedschrijving of naar opgetekende oral history van de slaven en hun nabestaanden. Maar om te bewijzen dat hij wel degelijk objectief zou zijn, schermt Emmer er regelmatig mee dat hij in zijn boek zowaar een keer “uitgebreid een slaaf aan het woord heeft gelaten, dat gebeurt in de meeste publicaties niet”.(9)

De top van de universitaire wereld is vrijwel wit en de geschiedschrijving is bijna helemaal in westerse handen. “Ach, dat is altijd zo geweest”, reageert Emmer laconiek wanneer hij met die feiten wordt geconfronteerd. Zoals zoveel opiniemakers speelt hij liever de rol van underdog. Hij roept daarom steeds dat de witte geschiedschrijvers uitgesloten worden. Emmer vergelijkt zijn positie zelfs met die van de joodse wetenschappers die in 1933 uit Duitsland verdreven werden door de nazi’s.(10) Volgens Emmer “lijkt vrijwel iedereen zich er maar bij neer te leggen dat de nakomelingen van de slaven een exclusieve claim uitoefenen op de ‘echte’ geschiedenis van de slavenhandel en de slavernij”. Maar Emmer verwacht dat het allemaal nog wel goed komt, want over de zwarte geschiedschrijvers zegt hij paternalistisch: “Hopelijk willen ook zij eerlijk naar de geschiedenis kijken”.(11)

Geaccepteerd

Waarom zouden “wij” ons eigenlijk volgens Emmer niet hoeven te schamen voor de Nederlandse slavenhandel? In de eerste plaats omdat het geen mensenroof zou zijn geweest, maar gewoon handel, een kwestie van vraag en aanbod. “De slaven aan boord van de Nederlandse slavenschepen zijn immers niet door toedoen van de Nederlanders slaaf geworden en verkocht”, zo schrijft Emmer. De slavenhandelaren hebben er immers netjes voor betaald. “Zo bezien heeft de Atlantische slavenhandel Afrika en de Afrikaanse slavenverkopers geen schade berokkend.” De inkoopprijs van een Afrikaanse slaaf zou zelfs relatief zo hoog geweest zijn dat de slavenhandel Nederland nauwelijks winst opleverde, aldus Emmer. De inkomsten van de slavernij hebben volgens hem dan ook niet aan de basis van de Nederlandse “gouden eeuw” gestaan. In werkelijkheid heeft de slavernij de Nederlandse kapitaalbezitters wel degelijk schatrijk gemaakt. De zwarte onderzoeker Armand Zunder heeft berekend dat de suiker, koffie, katoen en cacao die de Surinaamse slaven en hun nazaten verbouwden tussen 1683 en 1940 op de Amsterdamse beurs omgerekend 1.415 miljard euro hebben opgeleverd.(12) Wanneer men uitgaat van 20 procent winst, dan heeft de slavernij in die periode minimaal 283 miljard euro opgeleverd

Volgens Emmer hoeven “we” ons ook niet te schamen omdat de slavernij van origine niet Europees, maar Afrikaans zou zijn geweest. De Europeanen zouden slechts 40 procent van de Afrikaanse slaven afgenomen hebben. En daarvan zouden Nederlanders slechts 5 procent verhandeld hebben. Maar dan gaat het nog steeds om honderdduizenden mensen. Volgens Emmer “was in die tijd slavenhandel een geaccepteerd verschijnsel”,(13) en alle Europese landen deden mee. Waarschijnlijk dachten de slaven daar heel anders over, maar hun mening laat de “neutrale” Emmer steevast buiten beschouwing. Daarbij schamen “we” ons toch ook niet om de onderdrukking en uitbuiting van andere groepen mensen destijds, zo schrijft Emmer monter. Er was toen sowieso veel wreedheid tegenover arbeiders en andere armen, en dat vond volgens Emmer iedereen – lees: zijn eigen klasse – normaal. “Een mensenleven was vroeger veel minder waard dan nu.” In de ogen van de bezittende klasse, zou een serieuze wetenschapper er aan toegevoegd hebben.

Boeing 747

Verder zou de Nederlandse slavernij niet wreder geweest zijn dan die van andere landen. En sowieso was de slavernij niet bijzonder wreed, aldus de eminente historicus. Er vielen weliswaar tijdens het massale transport naar Amerika veel doden, maar dat kwam volgens Emmer niet door de wreedheid van de Europeanen, maar door de Afrikaanse handelaren die hun slaven vooraf slecht gevoed hadden. “We weten nu ook dat de Nederlandse handelaren probeerden om het lot van de slaven draaglijk te maken”, meent Emmer.(14) In werkelijkheid zaten de slaven weken en soms maanden opeengepakt in het ruim. Ach, dat viel best mee, beweert Emmer echter, “per persoon was er ongeveer dezelfde ruimte ter beschikking als voor een economy class-passagier in een Boeing 747”.

Volgens Emmer bewezen de slavenhandelaren Afrika zelfs een dienst. In ruil voor slaven bracht men namelijk allerlei goederen naar Afrika. Daar heerste trouwens vaak honger, en “emigratie – ook al was die gedwongen – kon de gevolgen van zulke periodieke voedseltekorten verlichten”, schrijft Emmer.(7) Maar heeft de slavenhandel dan niet voor een demografische leegloop van Afrika gezorgd? Welnee, zegt Emmer laconiek, “als de slavenhandel er niet geweest was, zouden er hoogstens een paar miljoen Afrikanen meer geweest zijn, maar veel verschil zou dat niet gemaakt hebben”.(15)

Verwend

Emmers Leidse universitaire voorgangers beweerden in de achttiende eeuw dat de Europese handelaren de slaven juist het leven redden door hen op te kopen van hun genadeloze Afrikaanse handelaren. Emmer doet daar nog een schepje bovenop en beweert zelfs dat de slaven er in Amerika dankzij de Europeanen flink op vooruit gingen. Ze ondervonden daar weliswaar “soms een schandelijke en onmenselijke behandeling”,(16) maar over het algemeen werden ze volgens Emmer zodanig verwend dat ze “na hun vrijlating de markteconomie met twee linkerhanden tegemoet leken te treden”. Het zou dus niet racisme zijn, maar hun verleden in dat luilekkerland dat de huidige slechte positie van veel zwarten verklaart, aldus Emmer. Want “of het nu goed of slecht ging, zij kregen volgens schema de vastgestelde hoeveelheid levensmiddelen, kleding en gebruiksvoorwerpen. Die uitdelingen en ook de toewijzing van woonruimte en medische zorg waren niet gebaseerd op de geleverde arbeidsprestatie, maar op de behoefte. De slaven hoefden zich geen zorgen te maken over het levensonderhoud van jonge kinderen, zieken en bejaarde slaven, die niet in staat waren om te werken. Zwangere slavinnen kregen voor en na de geboorte vaak langdurig verlof en extra voeding zonder dat zij en hun partners daarvoor moesten sparen of harder moesten werken.”(17) Emmer vergelijkt de deportatie van de slaven graag met de oversteek van arme Europeanen naar Amerika, omdat beiden er beter van geworden zouden zijn.

De Afrikanen zouden zich dan ook meestal netjes aangepast hebben aan hun bestaan als slaaf. Serieuze opstanden zouden er nauwelijks geweest zijn, met uitzondering van de beroemde slavenopstand op Haïti in 1791. Van de briljante strategie en organisatie van de slaven daarbij wil Emmer echter niets weten. De opstand had volgens hem slechts succes vanwege de verdeeldheid van de Europeanen. “Het zou politiek correct zijn de oorzaak van die afschaffing toe te schrijven aan het verzet van de slaven”, meent Emmer.(18) Het enige protest dat er werkelijk toe deed, kwam volgens hem van de hogere klasse in Europa. Hij beweert daarmee letterlijk hetzelfde als zijn Leidse universitaire voorgangers van eind achttiende eeuw. In werkelijkheid heeft er wel degelijk eeuwenlang een revolutionaire sfeer gehangen in het hele Atlantische bekken, meest gezamenlijk gedragen door de Afrikaanse, Europese en Amerikaanse onderklassen.(19)

Trots

Het kolonialisme ging wereldwijd gepaard met massale slachtpartijen en georganiseerde hongersnoden die tezamen minstens tientallen miljoenen levens hebben gekost.(20) Maar van Emmer hoeven “we” ons ook niet te schamen voor dat kolonialisme. Nederlanders zouden volgens hem sowieso last hebben van een “pathologisch schuldbewustzijn”. Maar alle Europese landen koloniseerden, zo schrijft hij, “er is dan ook geen reden om de voormalige koloniën als objecten voor eeuwige boetedoening te zien, want dat doet verder niemand in de wereld”.(21) Koloniale besturen mogen van hem zelfs “trots” zijn vanwege “het afschaffen van de slavenhandel en slavernij, het verbeteren van de landbouw, het bestrijden van hongersnoden, het uitroeien van besmettelijke ziekten, het verbieden van de weduweverbranding, het aanleggen van wegen en spoorwegen, en het handhaven van de openbare orde en veiligheid”.(22)

Maar het kolonialisme is uiteindelijk onvoldoende geweest om het “Westerse Model” definitief op te kunnen leggen aan de Derde Wereld, aldus Emmer. “Het meeste werk moest na de dekolonisatie nog gedaan worden. Democratie, verdraagzaamheid en eerbied voor het menselijk leven stonden bij de kolonisatoren wel op het lijstje”, beweert hij met droge ogen, maar invoering daarvan “zou het einde van het koloniale systeem hebben betekend. Die invoering wachtte op de dekolonisatie en dat laatste werd door de VS en een aantal Europese politici na 1945 dan ook met kracht bevorderd”. Helaas moesten “we” toen “tandenknarsend handen schudden met dictators als Soekarno, Bokassa en Idi Amin” om de Russen buiten de deur te houden. “We konden ons niet langer veroorloven zuiver in de leer te zijn en dat heeft de aantrekkingskracht van het Westerse Model geen goed gedaan”. Maar gelukkig, “na 1989 konden we het Westerse Model weer in de etalage zetten zonder compromissen te sluiten. De optimisten onder ons geloofden dat het werk van het kolonialisme eindelijk kon worden afgemaakt.” Maar, zo vreest Emmer, “hoe eerlijk en consequent we ons Westerse Model ook toepassen, verzet zal er altijd blijven”.

Flierefluiters

De wereldwijde neo-koloniale verhoudingen zijn gebaseerd op gigantische machtsverschillen. Volgens Emmer echter “blijkt dat culturele factoren de basis vormen voor de grote verschillen tussen het westen en de rest”, te weten “het privé-eigendom, het gezin, de school en de bourgeoisie”. In Europa schonk de bourgeoisie de bevolking volgens de historicus – die doodleuk doet alsof er nooit klassenstrijd is geweest – het algemeen kiesrecht, de leerplicht, spaarbanken, goedkope literatuur, riolering, schoon drinkwater en energie. “In Afrika was daar geen sprake van. Daar was en is de elite veel minder begaan”, aldus Emmer.(7) En daardoor is dat werelddeel ook altijd minder veilig geweest voor investeerders. “Een uitzondering vormde de korte koloniale periode, toen er vrede heerste en de kwaliteit van het bestuur vaak beter was dan vandaag. Dat heeft Afrika inderdaad een lieve duit gekost, maar de corruptie en het wanbeheer van de post-koloniale periode hebben aangetoond dat die uitgaven de moeite waard geweest zijn”, zo meent de Nederlandse historicus te kunnen bepalen voor de destijds gekoloniseerde Afrikaanse bevolking.

Her en der zouden de koloniale verhoudingen inmiddels zijn omgedraaid, zo meent Emmer. Nederland zou nu bijvoorbeeld een “gijzelaar” zijn geworden van de Antilliaanse politieke elite.(21) Puur racistisch zijn daarbij Emmers omschrijvingen van de Antillianen als “vrolijke flierefluiters” die “anders denken over goed en kwaad”,(23) en “die in ons land alleen maar overlast en hoge kosten veroorzaken”. Nederland zou het Engelse voorbeeld moeten volgen. “Zijn Caribische koloniën zijn onafhankelijk, hebben nooit meer een cent uit Londen gekregen en denken met liefde terug aan de ex-kolonisator. Om naar de Britse eilanden te emigreren heb je een visum nodig en niemand lijkt zich op te winden over het feit dat ongewenste immigranten uit het Caribische gebied de toegang tot Groot-Brittannië wordt geweigerd.” In de ogen van Emmer zijn ook de nakomelingen van de slaven kennelijk nog altijd dankbaar en vol “liefde”. En nog steeds is er per definitie geen serieus zwart protest en “lijkt niemand zich op te winden”, aldus de woordvoerder van de witte weldoeners.

Noten

EINDE ARTIKEL

[14]

TROUWWIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM22 JUNI 2021
https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/opinie-wie-een-beperkte-blik-op-de-slavernij-wil-spoede-zich-naar-het-rijksmuseum~b5f49fd6/?utm_source=link&utm_medium=social&utm_campaign=shared_earned

ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 7
[15]

TROUWWIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM22 JUNI 2021
https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/opinie-wie-een-beperkte-blik-op-de-slavernij-wil-spoede-zich-naar-het-rijksmuseum~b5f49fd6/?utm_source=link&utm_medium=social&utm_campaign=shared_earned
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 7

Reacties uitgeschakeld voor Noten 1 t/m 15 bij ”Historicus Piet Emmer en de Westerse slavernij”

Opgeslagen onder Divers

Reacties zijn gesloten.